Rebecca Horn: Performances I – Rotbrust (1970-72)
Joachim Wilbers
Klaprozenrood. Wat is er gebeurd met de romantiek van wit, de niet-kleur van maagdelijkheid, het onbevlekte zoals Maria maar zonder kind? Ze is jong, zal geen maagd meer zijn, maar dan nog. Dat gegeven weerhoudt weinigen ervan niet in wit te trouwen. Wit blijft voorbehouden voor het huwelijk, voor vrouwen toch. Mannen hoeven geen maagd te zijn, of hoe zit dat?
Het weerspiegelt de hypocrisie van de ceremonie, het hele gebeuren. De mooiste dag van je leven. Jammer dan, maar je hebt het tenminste gehad. Mooier wordt het niet. Vandaar wellicht rood, om dat te doorbreken, om te laten zien dat na de belofte nog een leven volgt. Val dood met je voorgelikte verwachtingen. Ik ben van plan te genieten en gelijk heeft ze.
Ze lacht haar beugel bloot, in haar nopjes om wat ze teweeg brengt. Dat knallende rood springt eruit, stelt alle gasten in de schaduw. Dat mag, zij is immers de bruid, maar het wordt niet door iedereen gesmaakt. Heb ik daarom zo mijn best gedaan, zie je sommigen denken. Ze is een gevaar in die kleur, dat is wat rood doet, in elke felle schakering.
Het geeft toe dat ze al heeft geleefd. Geen onbeschreven blad. Niet het meisje dat bleu vanuit haar ouderlijk huis trouwt, devoot weggegeven door haar vader. Ze toont initiatief. Dat is wat deze jurk illustreert. Ik bepaal het lekker zelf en het kan me geen reet schelen wat jullie ervan denken. Een dappere bruid.
Ze stapt even statig als haar soortgenoten in wit. Zelfbewust. Ze heeft hiervoor gekozen, voor alles, niet alleen de jurk. Dit is haar dag, al hoeft het niet per se de mooiste te zijn. Wel een die zij bepaalt.
Niet haar toekomstige echtgenoot, niet haar of zijn familie. Zij heeft het heft. Dat beluister je ook in de tekst die de ambtenaar voorleest. Die is niet door hem geschreven, zoveel fantasie heeft hij niet en de droge toon past niet bij wat hij zegt. Ook hierin voel je vlammend rood, dat helaas niet tot uiting komt. Zelfs de meest meeslepende woorden kunnen kapot worden gelezen. Zonder gevoel. Ze had het beter zelf gedaan. Dat weet ze. Je ziet het aan haar teleurgestelde blik omdat ze niet in staat is de eigen bedoeling erdoorheen te horen. Jammer dan. Ze schokschoudert onwillekeurig. Niets aan te doen. Het is nu eenmaal onmogelijk om alles in eigen hand te houden.
Op het vervolg heeft ze meer grip. Het koetsje in dezelfde kleur als de jurk. Het paard, opgetuigd in rood leer. Zelfs de nu kersverse echtgenoot draagt rode accenten. Hij schikt zich. Zij is duidelijk niet uitgehuwelijkt. Hij misschien wel…
Stapvoets schrijdt de colonne achter de karos. Zij moeten volgen in het tempo dat zij aangeeft, of liever de boerenknol, door haar gekozen. Ook dat vindt niet iedereen leuk. Geen volgauto’s, maar wandelende genodigden, zelfs de ouders van het paar volgen in haar kielzog omdat ze niet anders kunnen. Het is dit of niet…
De optocht bereikt de zaal. Sommige wat al te lange jurken zijn vuil aan de zoom. Anderen zijn blij dat ze vandaag voor mini hebben gekozen. Het onderscheid is duidelijk. Zij, het paar, als een koninklijk besluit, met daarachter de lakeien.
Ook binnen is het overdadig rood. Het doet pijn aan de ogen. Ze heeft iets met die kleur, al is het niet haar favoriet. Dat is korenbloemblauw, maar ze heeft begrepen dat het effect van dit rood veel groter is, zo groot dat het de gasten met stomheid slaat. Overdrijft ze niet?, wordt gefluisterd, want hardop is ongepast. Je bekritiseert de bruid niet op haar dag. Is de film en zijn de foto’s wel in kleur?, wordt geschamperd. Dat hoop ik toch. Het zou jammer zijn als later zich niemand de kleur herinnert. Nee, de genodigden zijn dan wel onder de indruk, maar niet op een manier die zijzelf als prettig ervaren. Hoelang nog voor iemand openlijk bekritiseert?
Die kritiek volgt volkomen onverwacht. De bruidegom vraagt zich af of het niet wat overdreven is. Zijn voelhorens staan uit. Hij peilt de stemming van de gasten en die maakt hem nerveus.
“Bevalt het niet?”, vraagt de bruid poeslief.
“Jawel, maar vind je het zelf niet wat veel?”
“Ik niet. Wen er maar aan.”
“Wat bedoel je?”
“Geen huwelijksnacht. Ik ben ongesteld en dat zal ik de rest van mijn leven blijven.”
De uiteindelijke grond voor de scheiding. De bruid weigerde aan haar huwelijkse plicht te voldoen. “En waag het niet”, waarschuwde ze hem. “Je hebt me een keer te vaak verkracht.”
Uitgelicht: bron