Vuilnisbak

Joachim Wilbers



TUSSEN HET ‘ONKRUID’ STAAT EEN VUILNISBAK

Joachim Wilbers

 

Maar wat moet daarin? Moet ik me prikken aan brandnetels om mijn papieren zakdoekje kwijt te raken, of hoe zit dat? Fraai hoor!

Het is wat tegenwoordig. Van onderhoud hebben ze niet gehoord en wij maar belasting betalen, verdorie!

Laatst nog kwam ik een postbode tegen die mijn bus had overgeslagen, terwijl hij een brief voor me had. Hij wilde me die geven. Ja, dat had ie gedacht. “Doe je werk”. zei ik hem. “Je gelooft toch zeker niet dat ik dat voor je doe?” Daar had ie niet van terug. Je moet ze op hun nummer zetten om iets gedaan te krijgen en het is overal hetzelfde.

Aan het loket waren drie mensen voor mij. Het schoot niet op. Een werk dat die hadden. Ze vroegen dat meisje het hemd van het lijf en dat duurde, terwijl achter haar een jongeman in zijn neus zat te peuteren. “Zou jij niet eens wat doen?”, zei ik hem.

“Ik ben bezig meneer.”

“Dat zie ik, maar daarvoor word je niet betaald.”

De snotaap keek me aan. “Toch wel”, sprak hij eigenwijs.

“Wat? Om in je neus te peuteren?”

“Ik hou de lijnen in de gaten, zodat er geen ongelukken gebeuren.” Nou vraag ik je. Welke smoezen verzinnen ze nog? Hij zat gewoon een spelletje te spelen op al die schermen. Ik zag het toch. Er bewoog van alles, maar ik zag geen enkele tram. Alleen lijntjes en gekleurde blokjes die voortdurend verschoven. Het zou wat.

Of toen ik die aanvraag voor de vergunning deed. Wat ze allemaal hadden aan te merken. Dit kon niet. Dat mocht niet, terwijl ik alleen maar een duiventil wilde bouwen en omdat mijn tuin vol plantjes staat die mijn vrouw zo mooi vindt, dacht ik aan dat braakliggende lapje grond. Ik kon het vergeten. Dat was publiek, zeiden ze mij. Er zou een kinderspeelplaats komen. Voor wiens kinderen? Ik heb er geen. Zo wordt het wel onleefbaar op de duur.

En wat te denken van die oorlog, waardoor wij onze energiefactuur niet meer kunnen betalen. Wat een kul. De windmolens staan haast in mijn achtertuin. Dat ze mij direct aansluiten. Zoveel kost dat niet. Een kabeltje en ik ben voorzien. Dat is toch geen moeite.

Het is niet te geloven. Ik sta ’s morgens op en het gezeik begint. Komt er laatst een aan de deur terwijl ik nog zit te ontbijten. “Kun je niet later komen?”, vroeg ik hem.

“Meneer het is drie uur”, antwoordde hij. Nou en?

Een en al doffe ellende, waar je ook komt. Nee, het niet meer wat het was. Ik denk dat ik maar ga emigreren. maar een werk dat dat is. Bovendien zit het er vol buitenlanders. Ze spreken mijn taal niet eens. Nee, het is niet meer wat het is geweest.


Uitgelichte foto: bron

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.