Aman Agarwal: Wet boy in a container, Surat, India (c.2018)
Joachim Wilbers
“Wat betekent het?”, vroeg de leraar.
Irma ging staan. “Een man die absolutie krijgt.”
“Leuk bedacht”, glimlachte de leraar. “Het is Duits en betekent dat wat jullie binnenkort zullen zijn; afgestudeerd, oud-leerling…” Hij keek de klas rond. “Jullie zullen het nog missen.” Hoongelach.
“Jij ons”, meende Irma.
“Ook. We zijn zes jaar samen opgetrokken, eenderde van jullie leven…”
“En jij?”
“Reken het uit. Je weet mijn leeftijd.”
“Bijna eenvijfde.”
De leraar knikte. “Jullie waren de eersten aan wie ik les gaf, vers van de lerarenopleiding, een broekje nog…”, gelach. “Dat vergeet ik niet. Jullie vergeet ik niet.” De klas zweeg.
Je voelde de band tussen leerlingen en leraar. Hij had gelijk. Ze zouden het missen, dat begrepen ze nu al. Waar anderen blij waren ervan af te zijn, voelden zij de druk van verlaten. “Helemaal niet leuk”, zuchtte Irma.
Opnieuw glimlachte de leraar. “Het leven gaat door. Je wilt geen heel leven op school verbrengen.”
“Waarom niet?”
“Dat wordt saai. Je zult niet langer leren. De stof van hier ken je. Je wordt tenminste geacht ze te kennen…”, gelach. “Dat wordt een eindeloze vervelende herhaling als je zou blijven. Misschien hou je dat nog een jaartje vol en zelfs dat betwijfel ik, daarna ren je gillend weg.”
“En jij? Voor jou is toch ook herhaling.”
“Dat is anders omdat elke leerling anders is.”
“Wij zijn inwisselbaar?”
“Integendeel. Elke leerling is een nieuwe uitdaging en ik leer van jullie, hoe jullie tegen de dingen aankijken. Ook dat is telkens anders. Aan mijn kant van de klas wordt het niet saai.”
De leerlingen hadden het er onderling over terwijl ze naar buiten liepen, een week voor het examen. “Geloof je dat? Volgend jaar is hij ons vergeten.”
“Dat denk ik niet”, meende Irma. “Er zit wel iets in wat hij zegt. Wij waren zijn eersten, vergeet dat niet. Zoiets onthou je.”
“Tot aan zijn pensioen zeker?”
“Waarom niet?”
“Ik moet er niet aan denken.”
“Waaraan?”
“Als hij met pensioen gaat zijn wij oud.”
“Misschien ben je er niet meer.”
“Dat kan ook. Misschien liever dan oud worden. Mijn oma zit in een rolstoel. Ze heeft ik weet niet hoe vaak in het ziekenhuis gelegen. Ik ga liever gewoon dood. Ze is een kreng, maar wat wil je. Ze heeft wat afgetobd. Ik ken haar niet anders.”
“Ik heb een heel leuke oma”, vertelde Irma enthousiast. “Ze reist, doet aan sport en wat mijn ouders verbieden, vindt zij juist goed. Echt cool!”
“Jij boft. Hoe zal hij zijn als hij zo oud is?”
“Wie?”
“De leraar.”
“Oh. Een lieve opa.”
“Denk je?”
“Ja natuurlijk.”
“Jij bent verliefd. Hij kan niets verkeerd doen bij jou.”
Irma stompte haar. “Niet waar”, weerlegde ze met blozende kaken.
“Je weet dat hij getrouwd is. Je maakt geen kans.”
“Phoe.” Ze voelde zich onbehaaglijk. Het was niet voor het eerst dat ze haar plaagden, en telkens… Ze kon er niets aan doen dat ze rood werd en dat wakkerde hun plaaglust aan, uiteraard.
De vriendinnen namen afscheid. Zij liep alleen verder, op weg naar huis. Weemoedig. Ze had zich nooit zo duidelijk gerealiseerd dat de vakantie naderde en dat ze hem daarna wellicht nooit meer zou zien. Dat leek onverdraaglijk, maar ze kon het niemand vertellen. Ze zouden haar uitlachen. Verliefd op de leraar; bakvis! Absolvent, dacht ze, wat een rotwoord. Ze hield niet van de Duitse taal, had het niet voor niets laten vallen en voor haar studie had ze het niet nodig. Ze wilde programmeur worden. Het vak voor de toekomst en die toekomst was al begonnen.
Daarop richtte ze haar aandacht. Haar vriendinnen hadden gelijk. Hij was getrouwd, leraar – leerling. Wel jammer, dacht ze mistroostig, maar ze werd Absolvent, daar was niets aan te doen.
Uitgelichte foto: bron