Het pad

Frank Horvat: Boxing match between children, cockney district of Lambeth, London (1955)



Joachim Wilbers

 

Het kronkelde omhoog, dan weer steil, dan weer bijna vlak; vals plat zoals dat heet. Vooral het laatste gedeelte vlakbij de top vergde inspanning.

Het pad was hooguit een kilometer lang en het verval niet meer dan zeventig meter en toch kwam menigeen hijgend en lichtelijk uitgeput boven. Dat kwam vooral door de gemiddelde conditie, maar het was niet voor niets dat boven een rustplaats was ingericht; een gevallen boomstam waarin zitjes waren uitgehold.

Het was een interessant pad, behoorde niet tot de wandelroutes en dat was wellicht de reden dat hij daar, als enige in de wijde omgeving, een pestvogel had gespot. Eenmalig. Hij zat in de magere boompjes die het hoger gelegen deel afzoomden, de scheidslijn tussen pad en veld waarop mais werd verbouwd. Ook had hij er een tijgerblauwtje gefotografeerd en iets verderop zelfs een wilde kat.

Mensen uit de buurt kende het pad, maar toeristen kwam je hier niet tegen, waardoor het een zekere rust uitstraalde.

Het oude heertje had moeite met het laatste deel. Hij pauzeerde elke paar meter, leunend op zijn stok. Dan keek hij vertwijfeld omhoog, schatte de afstand en wierp een verwijtende blik op de man op de bank alsof hij hem wilde dwingen hem te helpen, maar deze verroerde zich niet en volgde vol interesse de moeizame klim van de bejaarde wandelaar. Niet dat hij niet wilde helpen, maar zijn redenering was dat de oude heer vrijwillig aan de klim was begonnen, dat hij wist wat hem te wachten stond en als hij dat niet aankon had hij beneden moeten blijven of een andere route kiezen die hem weliswaar trager maar ook geleidelijker boven zou brengen.

Het heertje haalde het en liet zich uitgeput naast hem op de uitgeholde boom zakken. “Best een inspanning op mijn leeftijd”, bracht hij moeizaam uit, terwijl hij met dezelfde verwijtende blik de jongere man aankeek.

“Dat geloof ik”, glimlachte deze.

“Waarom hielp u mij niet?”

“Omdat ik aanneem dat u de klim zelfstandig wilt klaren. Anders begint u er toch niet aan?”

“Nooit te veel aannemen, jongeman.”

“Werd u gedwongen?”

Hij nam hem verbaasd op. “Natuurlijk niet.”

“Nou dan.”

“Stel dat mijn hart het niet had aangekund?”

“Dan was u het zelf schuld. Als u daar bang voor bent moet u niet gaan klimmen. Dan kunt u beter in uw tuin blijven.”

“Je bent een harde”, bromde de oude. “Ik heb geen tuin.”

“Bij wijze van spreken.”

Er naderde enkele opgeschoten jongeren die vol bravoure de zitplaatsen voor zich opeisten. De oude schoof angstig op, was bereid het veld te ruimen. De jongere waarschuwde: “Laat die meneer met rust.”

“Waarom?”, sprak een van de raddraaiers uitdagend.

“Omdat hij moet rusten.”

“Dat doet hij maar thuis. Wij willen hier zitten. Dit is onze bank.”

“Zo? Jullie eigendom? Volgens het opschrift is het van Staatsbosbeheer.”

De jongens maten hun kansen. Met de oude hoefden ze geen rekening te houden en de jongere…, och zij waren met drie; Piece of cake. “Wil je een pak slaag?”, vroeg de grootste.

“Nee.”

“Rot op dan. Dit is onze bank.” Hij lag tegen de grond voor hij begreep wat er gebeurde. Beide anderen bleven als vastgenageld staan, zetten het vervolgens op een lopen. Ze hadden gezien hoe snel en efficiënt hij hun leider had uitgeschakeld die versuft zijn hoofd schudde, nog dizzy overeind krabbelde en zijn beide vrienden volgde, al was het minder snel.

Het oude heertje staarde naar zijn jongere buurman. “Als je hier alleen had gezeten?”

“Dan was ik opgestapt.”

“Je had je plaats niet verdedigd.”

“Dat is het niet waard.”

“Je deed het voor mij.”

“U kunt zich niet verdedigen en deze situatie had u niet zelf gezocht, in tegenstelling tot de klim naar boven.” De jongere man stond op en liet het heertje verbluft achter.


Uitgelichte foto: bron

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.