Joachim Wilbers
Zes vrijwilligers en een beroeps marcheerden met de spade aan de schouder door de Rijenbomenlaan op weg naar Ginderachter waar ze graafwerkzaamheden zouden verrichten. De precieze aard van de opdracht was onbekend. Ze moesten graven tot ze op iets stootte, waarna ze de overste moesten verwittigen. Elk had een eigen plek toegewezen gekregen, zorgvuldig uitgemeten, vijftien passen van elkaar. Een van hen zou vinden, de anderen niet, dat wisten ze, niet waar ze naar groeven. Dat interesseerde ze niet. Ze voerden een opdracht uit, meer was niet van belang.
Als waren ze robots, zo gingen ze de grond te lijf, mechanisch, schep na schep ontstonden zeven rechthoeken die steeds dieper in de aarde doken. Het leek of ze dwars door de aardbol wilden graven, zo fanatiek kweten ze zich van hun taak, al bleef hun tempo gelijkmatig vanaf de eerste spade.
In het begin nog naast de rechthoek, maar toen die dieper werd verplichtte dat het zevental in de kuil te stappen. Langzaam verdwenen ze uit zicht; eerst de benen, daarna de romp, tot ook de hoofden door de aarde werden opgeslokt, maar nog altijd geen resultaat. Als ze doorgroeven zouden ze moeite hebben uit het gat te klimmen.
Toen een van hen ten slotte op iets stootte was de groeve zes meter diep, onmogelijk om er eigenhandig uit te komen. Hij probeerde, maar de zanderige wanden brokkelden af, waarom hij zijn kompanen te hulp riep, maar die hadden allen hetzelfde probleem. Ze hadden geen kuilen gegraven voor een ander, maar voor zichzelf.
Tot overmaat van ramp begon het te regenen. Geen mals buitje, maar hevige slagregen die niet van zins was te stoppen. De kuilen liepen vol, de uitgegraven aarde spoelde terug zodat het zevental door modder werd bedekt. Ze hadden hun eigen lugubere graf gegraven.
Toen de overste de volgende dag kwam kijken, wat nog restte van de kuilen inspecteerde, wreef hij tevreden zijn handen. Daar was hij mooi vanaf en hij kon het als bedrijfsongeval noteren.
Bij elk van de kuilen plaatste hij een aandenken aan de overledene: ‘Hier rust sergeant Beentjes, trouw tot in de dood’. De zes vrijwilligers werden op soortgelijke wijze herdacht; allen trouw, maar dood.
Er vond een ceremoniële plechtigheid plaats, met veel protocol en weinig inhoud. De zeven werden postuum geëerd voor hun heldenmoed en opoffering. Ze hadden ten slotte gered. Wat werd er niet bij vermeld. Dat moest geheim blijven. Topgeheim!
Uitgelicht: bron