Bikini Atoll – Nuclear Test (1946)
Joachim Wilbers
Tijdens de nationale herdenking van de grote muizenplaag stak De Ridder zijn speech af die eindigde met de woorden: “Nooit meer muizen”, terwijl kraaloogjes hem vanonder de houtwal beloerden. Ze hielden zich stil, piepten niet, als altijd tijdens herdenkingsdag. Dat was de afspraak, een overeenkomst die beiden tot voordeel strekte.
De toehoorders geloofden al wisten ze dat ‘nooit’ niet aan de orde was. Ondanks de keutels die her en der verspreid werden gevonden lieten ze zich verleiden door De Ridders geruststellende bezwering. Hij gaf als verklaring dat ze afkomstig waren van de Veelvreters. Zij produceerden wel meer ongerechtigheden waardoor ze de ideale zondebok vormden. Onder de aanhang van De Ridder waren bovendien geen muizenkeutelspecialisten zodat niemand met zekerheid de excrementen kon identificeren. Bovendien interesseerde het de toegestroomde menigte niet werkelijk. Ze wilden worden gerustgesteld. Daarvoor kwamen ze.
De plaag had jaren geduurd voor de muizen werden verslagen, waarna het brood in de trommels weer veilig was, het koren op de velden niet langer tot de wortel afgeknaagd, de knolgewassen vol gaten… De opluchting groot en daarvoor diende de herdenking; om hun opluchting te consolideren. Ten slotte wist De Ridder; hij was degene die hen naar de overwinning leidde. Althans dat werd beweerd en het volk had geen reden daaraan te twijfelen. De Ridder kwam en de muizen verdwenen. Zo was het gegaan. Hoe hij het klaarspeelde deed niet ter zake. Feit was dat ze niet langer last van muizen hadden. Daarnaast was herdenken feestelijk; gratis versnaperingen, zang en dans. Er werd het hele jaar naar uitgekeken. Ze waren blij met De Ridder en zijn geruststellende woorden. Hij zat niet voor niets al twaalf jaar vast in het zadel…
Er waren dingen veranderd, zeker. De Ridder verlangde een hoge bijdrage. Hij leefde er goed van, maar dat mocht zolang hij hun leven vrij van muizen hield.
Zaken die vroeger gratis waren moest nu voor worden betaald, maar evengoed ging het het volk voor de wind. De meesten toch. De minder bedeelden, zij die niet mee konden om uiteenlopende redenen hadden zich verenigd onder de naam Veelvreters, maar ze waren met te weinig om een serieuze bedreiging te vormen, al groeide hun aantal.
In het begin schaarden allen zich onder hetzelfde vaandel tot de eerste maatregelen van kracht werden, al verpakte De Ridder het onder bloemrijke bewoordingen die het meerendeel overtuigden. Het hielp dat hij daarbij glimlachte, zijn handelsmerk, grijnzend van oor tot oor, wat moest onderstrepen; ‘het is allemaal voor jullie bestwil’. De massa begreep en volgde.
Toch kierde de onvrede. Waarom moest dit? Wat is het voordeel wanneer dingen duurder worden, zaken buiten bereik komen van de minst bedeelden?
De Ridder antwoordde. Zoals hij het voorstelde zou iedereen er beter van worden. Wie dat niet lukte was het zelf schuld.
Er waren er steeds meer die erachter kwamen dat De Ridders methode niet voor hun gold. Ze gingen erop achteruit en dit keer waren het geen muizen die hun brood stalen. Zij verzetten zich. Eerst stilzwijgend, maar hun gemor werd luider en stak anderen aan. Zij geloofden niet langer de zoetgevooisde praatjes die moesten verhullen dat De Ridder zichzelf en de zijnen bevoordeelden. Daarbij vermeerderden de muizen en onder de Veelvreters bevonden zich wel enkele keutelspecialisten. Hen maakte je niets wijs.
De Ridder wuifde het weg. “Oproerkraaiers. Niks van aan. Er zijn geen muizen”. De massa geloofde en bleef achter hem staan.
De massa gelooft altijd. Dat geeft houvast en veiligheid, wat in het voordeel van De Ridder speelde, want geloven belemmert zelfstandig denken. Geloof marcheert voorop en al het andere volgt in haar dienst. Wie twijfelt wordt verketterd, uitgejouwd, bedreigd omdat diegene een bedreiging voor de veiligheid vormt, ook al berust deze veiligheid op drijfzand.
De Ridder schermde graag met het begrip vrijheid. Zij waren vrij, vrij van muizen, de tirannen van veld en oogst. Vrij ook van andersdenkenden, want Veelvreters telden niet mee. Zij maakten geen deel uit van De Ridders entourage en konden daarom worden genegeerd. Ten slotte waren ze het zelf schuld dat ze niet deelden in de voorspoed. Dat komt ervan als je in muizen blijft geloven.
De maatregelen waren niet zonder gevaar, maar dat begrepen er weinig. Nutsvoorzieningen werden geprivatiseerd. Dat was de natuurlijke orde der dingen verklaarden De Ridder en zijn kring van ingewijden. Als je het aan de marktwerking liet werd alles goedkoper, want het drukte niet langer op de algemene middelen, waardoor de indruk ontstond van een lagere bijdrage, maar dat bleek niet het geval; ze werd juist hoger. Plots ging het over verdienmodellen, winst maken en niet langer over waar nutsvoorzieningen, nu bedrijven, voor dienden; het algemeen nut. Dat deed er niet langer toe. De jaarlijkse balans werd belangrijker dan gezondheidszorg of energievoorziening. Het ging er niet om dat het volk rechten deed gelden, maar over hoeveel poen er jaarlijks naar de aandeelhouders vloeide en dat voelde het volk in de portemonnee. Algemeen nut werd onbetaalbaar, zeker voor de minder bedeelden, zij die het zelf schuld waren, dus dat interesseerde De Ridder niet, wel diegenen die het betrof.
Zij protesteerden. Ze wilden terug naar het oude systeem, maar het was te laat. De haviken die de bedrijven leidden lieten niet los. Integendeel, ze beknibbelden om nog meer winst te genereren.
Lonen werden bevroren, investeringen tot een minimum beperkt en alleen als ze tot doel hadden de efficiëntie te verhogen met als oogmerk gewin. Al het andere werd teruggebracht tot het hoogstnoodzakelijke. De nutsbedrijven floreerden. “Zie je wel”, sprak De Ridder, maar de voorzieningen stagneerden. Daarvan hadden hij en de zijnen geen last, wel het groeiend aantal Veelvreters die nog altijd met te weinig waren al waren er ook onder De Ridders aanhang die voorzichtig protesteerden, maar ze bleven hem steunen onder het mom van ‘met hem weten we tenminste wat we hebben’ en ‘stel dat de muizen terugkeren’, of ‘wie anders garandeert ons onze vrijheid’. Twaalf jaar is een lange periode van indoctrinatie. Dat laat je niet zomaar los, want wat is het alternatief?
Dat alternatief overviel hen onverhoeds. Er brak een pandemie uit en wat bleek… De bezuinigingen hadden tot gevolg dat gebreken aan het licht kwamen; schaarste aan middelen. Er stierven ongehoord veel mensen, wat onder het oude systeem niet het geval zou zijn geweest, maar De Ridder kwam ermee weg. Lullen kon hij, vooral zichzelf vrijpleiten, al liep hij wat deuken op, zijn grijns bleef en die redde hem andermaal. Waarop hij geen pasklaar antwoord had was niet waar of hij was het vergeten. In elk geval wees hij elke verantwoording van zich af. “Die dingen gebeuren nu eenmaal. Je hebt niet alles in de hand.”
De pandemie was nog niet onder controle toen de energievoorziening in het gedrang kwam. Prijzen schoten steil omhoog en het volk betaalde het gelag. Velen konden de rekeningen niet langer betalen. Voedselprijzen stegen, want alles hangt samen. Zo was de maatschappij inmiddels ingericht, want wat niet in het gedrang kwam was de winst. Bedrijven werden rijker, het volk armer en dit keer was de meerderheid de pineut.
Denk maar niet dat ze De Ridder lieten vallen. Ze zagen het verband niet en hij goochelde opnieuw met woorden. Niemand legde uit dat het hier ging om een rechtstreeks gevolg van marktwerking, dat de veelgeprezen groei nu voor het omgekeerde zorgde. Het economisch principe groeide nog steeds, maar nu in het nadeel van het volk en haar welvaart. De neerwaartse spiraal had ingezet en De Ridder deed alles om te verhullen.
Hij schoof de schuld op de Veelvreters. Zij kostten te veel. Bovendien hadden ze kans gezien de gevluchte muizen terug te halen die verantwoordelijk werden gehouden voor het mislukken van de graanoogst en het volk geloofde zoals ze altijd hadden gedaan. De Ridders woord was wet. Hij en de zijnen trof geen blaam. Het waren die verdomde Veelvreters. De naam zij genoeg. Potverteerders! Zij waren schuld dat steeds meer niet met vakantie konden. Dat energiefacturen onbetaald bleven, dat de druk op de voedselbedeling onhoudbaar werd, dat de gezondheidszorg uit haar voegen barstte en zelfs dat er onlusten uitbraken. Allemaal de schuld van de Veelvreters. De Ridder waste zijn handen in onschuld en de grijns verliet hem niet. “Het komt allemaal goed. Vertrouw op mij!”
En dat deden ze, al was het met een krappe meerderheid.
Het werd geen verhaal met een happy end, maar een van spiralende neergang en niemand kon het tij keren. Ze hadden te lang in De Ridder geloofd, op zijn beloftes vertrouwd. De muizen keerden terug en hadden vrij spel, dankzij de te ver doorgevoerde bezuinigingen. Het geoliede defensieve apparaat was grotendeels ontbonden en de muizen hadden geleerd. Hun tactiek van ontwijken werkte. Snelle raids op de velden, plundering van broodtrommels als niemand keek, knollen opnieuw vol gaten… Voorspoed veranderde in schrijnende armoede, veel erger dan tijdens de grote plaag omdat het volk nu op alle fronten werd afgeknepen en toch hoopten ze nog steeds op betere tijden zolang ze maar in De Ridder bleven geloven…
Uitgelichte foto: bron