Zeemeermin

Rainer Neumann: Noir (2022)



Joachim Wilbers

 
De visser schepte een zeemeermin in zijn net. Echt waar. Verrast monsterde hij zijn vangst die levenloos leek tot hij mond op mond beademing toepaste en ze hoestend, proestend en water brakend tot leven kwam.
De meermin reageerde wezenloos, zag niets dan het strak blauw van de lucht en het bebaarde gezicht van de visser die ze vast voor Neptunus hield. “Waar ben ik?”
“Op de bodem van mijn punter.”
“Punter?”
“Vissersboot.” Ze knikte zwakjes. “Het was zeker niet zo slim om als zeemeermin verkleed te water te gaan?” Ze glimlachte flauwtjes. “Zal ik je van de staart bevrijden?”
“Nee, nee”, schrok ze.
“Je draagt er niets onder.” Ze knikte bevestigend, met een spoortje angst, maar ze hoefde zich geen zorgen te maken. De visser had een vriend. “Waarom?”, vroeg hij terwijl hij haar in zittende houding hielp.
“Het leek me leuk. Ik vond de staart in een carnavalswinkel.”
“Valt tegen, he, zwemmen als een vis.” Ze grijnsde ongelukkig. “Zeemeerminnen dragen trouwens als regel geen bovenstukje.” Haar achterdocht kwam opnieuw boven. “Maak je geen zorgen”, lachte de visser, “ik plaag je. De beste remedie tegen schrik.”
“Mijn spullen liggen op het strand”, verklaarde ze.
“Daar mag ik met mijn boot helaas niet komen. We varen naar de vissershaven…”
“Grapje zeker”, onderbrak ze hem ongelovig.
“Helaas. De boetes zijn hoog. Die kan ik met vissen niet terug verdienen.”
“Hoe moet het dan?”, reageerde ze paniekerig. “Ik geraak met die staart toch nooit op het strand?”
“We vinden er wel wat op”, stelde hij haar gerust.
 
Nadat ze de haven binnenliepen wenkte hij een collega. Samen droegen ze haar naar zijn huis. Zijn vriend was er niet. Hij werkte in de stad, maar de collega had een zus met ongeveer dezelfde maten. Hij haalde kleren en de meermin verkleedde zich tot een gewone jonge vrouw. Ze lachte pips. “Wil jij de staart als aandenken? Ik hoef het niet meer.”
“Ik zal het aan de deur hangen. Dan ziet iedereen dat hier een visser woont.”
Ze lachten samen. “Heb je ooit zo’n grote vis gevangen?”
“Vandaag.” Ze schoot in een proestende lach, de schrik te boven. “Kom, ik breng je naar het strand.” Ze klom achterop de gammele scooter.
 
De staart zorgde voor opzien. Het was kunstig gemaakt, levensecht. Toeristen vroegen van welke vis hij was en of hij hem zelf had gevangen. “Dat zal een hele klus zijn geweest, hem aan boord te hijsen.”
De visser had er plezier in. Hij liet ze in de waan, tot op een morgen, net voor hij wilde uitvaren, de havenmeester hem erover aansprak. “Hou op met die flauwekul. Mensen durven niet eens meer in zee te zwemmen. Jij met je monstervis.”
“Dat kun jij me niet verbieden.”
“Nee, maar de gendarmes wel. Zij spraken er mij op aan. Als je niet op mij hoort komen ze zelf en krijg je last.”
“Wegens wat onschuldig visserslatijn?”
“Je moet het zelf weten, je bent gewaarschuwd.”
 
Het was te laat. Een filmploeg van National Geographic wilde hem interviewen over zijn mysterieuze vangst en de visser verleende medewerking, al ried zijn vriend het met klem af. “Je krijgt gedonder”, meende hij en kreeg gelijk.
Zeebiologen stelden een diepgaand onderzoek in maar een tweede exemplaar werd niet gevonden. Ze bestudeerden de staart maar het was zo goed gemaakt dat niemand op het idee van een vervalsing kwam. Ten slotte bleef hen niets anders dan het onbekende dier een naam te geven. Ze noemde het naar de visser die het exemplaar had gevangen: Selachimorpha Juanides. Ze klasseerden het dier onder de haaien, een nog onontdekte soort en de visser heette Juan, vandaar. Eindelijk had hij waarnaar hij altijd al verlangde; zijn naam verbonden aan visserslatijn.
En de gendarmen? Zij konden weinig beginnen nadat zelfs een standbeeld voor de held van het vissersdorp werd opgericht, al kende iedereen de ware toedracht, maar vissers verraden elkaar niet.


Uitgelichte foto: bron

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.