Fiona Tan: Footsteps (2022) – HD video-installatie
Joachim Wilbers
Hij vond het helemaal niet leuk toen hij werd opgevist. Natuurlijk niet. Had je anders verwacht? Droog happend in het net met honderden soortgenoten. Zijn kieuwen wiekten, zochten zuurstof maar vonden niet.
Hij hield niet van het droge. Dat maakte hem bang. Iets zei hem dat hij zou sterven, maar dat wilde hij niet.
Als voedsel dienen was één ding. Dat kende hij. Hij had neven en nichten in de bek van veelvraten zien verdwijnen. Voor hen was het rap gedaan, maar hij voorzag voor zichzelf een lange lijdensweg. Dat joeg hem angst aan.
Haring had vaak nagedacht over de dood, maar niet zo. Dit had hij niet kunnen bedenken.
Een van de droge wezens plukte hem uit het net en smeet hem achteloos bij de anderen die opeengestapeld naar de onbekende lucht hapten die niets bracht, zelfs geen sprankje hoop. Bovendien stonk het naar vis, waar hij onder water geen last van had. Getver, wat meurden ze met zijn allen. Haring wist niet dat ze zo konden stinken.
De hele boot rook ernaar, naar hun, naar vorige ladingen. De geur van de dood. Stank vertelde hem wat hem stond te wachten en al stond hem dat niet aan, hij wist dat hij niet kon ontsnappen, al spartelde hij nog zo fel, al sloegen al hun staarten in de hoop dat ze konden ontkomen en sommige lukten het zelfs. Zij belandden buiten de kuip, maar aan hun geweeklaag te horen bood dat geen uitkomst. Ze leken zover van water als hijzelf.
Hij berustte. Het had geen zin, al wiekten zijn kieuwen. Dat kon hij niet helpen. Het was sterker dan hemzelf. Drang tot overleven, maar de staart lag stil. Hij gaf zich over aan het noodlot en zag vol afgrijzen hoe een van zijn neven werd opgepakt en met een snelle haal werd gekopt. Er sprak ervaring uit dat gebaar, maar hij kon er geen schoonheid in ontdekken.
Zijn buik werd opgesneden, de ingewanden eruit gehaald. Vervolgens water uit een spuit, het verlangde leven brengende water, maar wat had hij eraan. Neef was dood als een pier. Een beetje laat nietwaar?
Het was ook niet bedoeld om hem tot leven te wekken. Zijn schubben werden verwijdert. Het water was bedoeld om ze weg te wassen. Ook binnenin, waar de ingewanden hadden gezeten, kwam aan de beurt. Blijkbaar wilden ze niet alles als voer. Voor een veelvraat maakte dat niet uit. Die slikte hen zo naar binnen. Die deed geen moeite hen eerst te ontleden.
Ondanks zijn afgrijzen, omdat hij zijn eigen lot voorzag, fascineerde het ritueel waarmee de Drogen hen tot voer prepareerden. Hij speurde de bedrevenheid in de zekere gebaren. Drogen wisten wat ze deden, al begreep hij het niet. Waarom lieten ze hen zo lijden?
Hij was niet bang om ingeslikt te worden. Dat hoorde erbij, daarmee had hij vrede. Niet dit, dat snijden en hakken.
Een handvol zout. Neef werd ingewreven. Waartoe diende dat? Ze kwamen uit zout. Was dat niet genoeg? Vreemde wezens, deze Drogen, om nog wat extra smaak toe te voegen. Als ze zoals ze uit het water werden gehaald niet goed genoeg waren, had ons dan laten zwemmen, dacht hij nog, voor hij zelf werd opgepakt, het mes op zich af zag komen, tot achter zijn kieuwen dalen…
En het laatste wat hij dacht; ik hoop dat ik evengoed nog smaak nu mijn bloed bevriest van angst. Toen werd alles zwart en dacht hij niets meer, want ook het zwart verdween, loste op…
Haring wist niet, en gelukkig maar, dat er een gesnipperd uitje over hem werd gestrooid voor hij tussen de gretig malende kaken van een Droge verdween.
Uitgelicht © Fiona Tan, bron: De Groene