Vooruitgang

Robert Anderson: Perigord, France



Joachim Wilbers

 
Stemmen drongen tot in zijn halfslaap, alsof hij ze droomde. Gefluister, hoewel hij zich tegelijk realiseerde dat het niet kon.
Hij ontwaakte traag en met tegenzin. Alles rondom was donker. Hij luisterde maar hoorde niets. Wat had hem gewekt? Was het toch een droom?
Plotseling geschuifel, buiten, rond zijn hut. Kon het een dier zijn? Hij spande zich in, volgde het zachte geluid dat rond de hut sloop.
Zonder gerucht te maken stond hij op, nam het jachtgeweer uit het rek, brak het open en schoof er twee patronen in, alles op de tast, mogelijk dankzij de Spartaanse inrichting van zijn verblijf, want het was werkelijk aardedonker. De blinden waren gesloten, maar dan nog. Buiten hooguit het licht van maan en sterren midden in het bos, wat verklaarde dat diegenen gerucht maakten. Ze konden niet anders, zij kenden het hier niet.
“Wie is daar?!”, riep hij. Doodse stilte, alsof alles bevroor. Niet lang. Plots bonkte iets tegen de deur. Ze probeerden ze open te breken, met een boomstam of zoiets.
Hij richtte op de plek, drukte af, kort na elkaar beide patronen en herlaadde onmiddellijk. De hagel drong in het hout waar het bleef steken. Misschien drongen enkele korrels erdoor. Hij had wat horen versplinteren toen de stormram op hout beukte. Daarbij schoot hij tweemaal op dezelfde plaats. Het kon zijn, maar wie ook daarbuiten was zou hooguit licht gewond zijn.
Hij hoorde hoe ze zich gehaast verwijderden. Ze waren met twee. Met het geweer in de aanslag opende hij de deur op een kier en glipte naar buiten. Ze zouden terug kunnen komen.
Hij kende de omgeving op zijn duimpje en sloop als een kat naar een bosje waaronder hij zich verschool, de dubbelloops voor zich uit, vinger aan de trekker, had hij in het maanlicht goed zicht, zonder dat hij zelf werd gezien.
Hij wachtte tot de morgen voor hij uit de schuilplaats kwam, overtuigt dat ze niet terugkwamen. Hij begreep het niet. Wat had het te betekenen? Vandalen of had iemand het op hem gemunt?
Hij stond op, strekte zijn verstijfde ledematen, keek nog eenmaal in het rond voor hij op de hut toeliep om de schade te inspecteren. Vlakbij het slot was het hout versplinterd. Verder minuscule gaatjes als van houtworm waar enkele hagelkorrels erdoorheen waren gedrongen. Hij zou het verzwakte deel eruit nemen en vervangen, maar eerst ontbijten. Hij had een razende honger na de nacht zonder slaap.
 
De deur was gerepareerd. Hij was bezig een kijkgat in de wand ernaast te maken, hij zou zich geen twee keer laten verrassen, toen twee mannen naderden. Hij greep de buks en richtte. “Staan blijven!” Het duo bevroor en hief de handen.
“Wij hebben geen kwaad in zin.”
“Nee? Vannacht anders wel.”
“Dat waren wij niet.” Veel te snel. Ze wisten wie het waren geweest.
“Wat komen jullie doen?”
“Praten.”
“Waarover?”
“Kunnen we de handen laten zakken en dichterbij komen?” Hij gebaarde met het geweer, zou zich niet in de luren laten leggen. Zorgvuldig beklopte hij hun kleding maar vond niets dat op een wapen duidde.
“Wat moeten jullie en wat was dat vannacht?”
“Niet ons idee. Iemand vond dat je wat schrik moest worden aangejaagd.”
“Waarom?”
Degene die het woord voerde zuchtte. “We willen je grond kopen.”
“Dat denk je te bereiken door me te laten schrikken.”
“Ik weet het. Slecht idee.”
“Ik verkoop niet. Wat moet je met mijn grond?”
“Hier komen woningen. De snelweg wordt verbreed.”
“Op mijn stuk grond?”
“De rest van het bos hebben we al in bezit.”
Hij nam beiden ongelovig op. “Jullie zijn erger dan die in Brazilië.”
Ze grijnsden ongelovig. “Dat kun je niet vergelijken.”
“Nee? Wat denk je op hoeveel plaatsen in de wereld op dit moment hetzelfde gebeurt? Mensen onteigent, bomen gerooid om plaats te maken voor de grootste onbenulligheden. Alles bij elkaar veel meer dan wat in Brazilië wordt vernield, maar hun spellen we de les over iets dat we in onze eigen achtertuin laten gebeuren, stelletje hypocrieten. Ik verkoop niet en als je aan het bos komt weet ik je te vinden.”
“Maak je niet druk. Het bos wordt gecompenseerd.”
Hij lachte smadelijk. “Nieuwe aanplant. Hoe lang denk je dat het duurt voordat dat een oud bos als dit vervangt? Lariekoek, waardoor mensen zich gerust laten stellen. Zodra je hier kapt is het verloren. Dat krijg je niet terug. De habitat verdwijnt. Verlies van al wat hier leeft.”
“Daar gaan wij niet over.”
“Nee, jullie zijn de beulen. Doen braaf wat de opdrachtgever zegt. Dat maakt jullie niet minder schuldig.”
“Je overdrijft.”
“Vind je? De wereld gaat naar de klote. Heb je het nog niet in de gaten? Hoe leg je dat uit aan je kinderen en kleinkinderen? Zij zitten met de rotzooi.”
Beide mannen haalden de schouders op. “Wat wil je ertegen doen?”
“Dat zul je wel zien.”
“We waren gewaarschuwd. Ze zeiden al dat je niet zou verkopen.”
“Vandaar die onverlaten vannacht. Wat was de bedoeling? Mijn hut in brand steken, liefst met mij erin zeker?” Hun blik was antwoord genoeg.
 
Machines arriveerden en begonnen met de brullende vernieling. Hij was voorbereid, verzette zich als een guerrillastrijder maar legde uiteindelijk het loodje. Zijn lijk werd afgevoerd, gecatalogiseerd als nevenschade. Hij vormde een bedreiging, had op arbeiders geschoten, al was het boven hun hoofden. Eerst werd hij nog gewaarschuwd waar hij zich niets van aantrok. Hij ging door met zijn verzet, verdedigde het bos met zijn leven, maar hij stond alleen, kon niet winnen…
 
Elke dag verdwijnt steeds meer bos en solitaire bomen, veel meer dan kan worden aangeplant terwijl ze broodnodig zijn als compensatie voor wat wij, de mensen aanrichten. Niet alleen zijn ze onze zuurstofleveranciers en nemen ze CO2 op, ze herbergen een belangrijk deel van het leven op aarde. Wij dringen dat leven in verdrukking waarbij we ons te weinig realiseren dat we zonder niet kunnen bestaan. Onze bezitsdrang brengt uiteindelijk onszelf in de gevaar. We zullen verdwijnen omdat we al het andere laten verdwijnen.


Uitgelicht: bron

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.