Joachim Wilbers
De bouwvak is weer begonnen en dreunt me m’n bed uit, maar het is nodig. Ik offer me op voor het schrijnend tekort aan woningen en ik ben niet de enige.
Lawaai hoort bij moderne tijd, dat wist Chaplin al. Helse machines die al het andere beletten je oren te bereiken. Geen sjirpende vogels, zoemende bijen, zelfs geen zuchten van de wind. Wat wij, de mens, produceren overstemt al het andere. Niet alleen licht bereikt de ruimte en is te zien vanuit het IOC. Hoe zit dat met geluid?, vraag ik me af, al dringt lawaai niet in het luchtledige. Licht wel. Haar snelheid is zelfs daar te meten, beweerde Einstein en liet er een theorie op los, die hij zelf onmogelijk kon verifiëren, maar E=MC2 bleek te kloppen. Toch slim bekeken van de behaarde kabouter die zo bij vrouwen in de smaak viel. Wellicht dankzij zijn guitige ogen die met alles leken te spotten, zelfs met Niels Bohr en zijn quantummechanica.
Dat hadden Chaplin en Einstein gemeen. Allebei zwervers. De een op het witte doek, de ander in de geest, want ze kronkelden wat af in hun grijze massa en vermaakten daarmee die andere grijze massa die met stomheid geslagen of bulderend van het lachen de capriolen van beiden volgden.
Het waren publiekstrekkers, zoals bouwvakkers, want er verzamelen altijd drommen kijklustigen rond een bouwput die de werkzaamheden van verfrissend commentaar voorzien. Wie aan de kant staat weet het beter, becommentarieert de verrichtingen van anderen, de specialisten, zijn zij die de handen niet uit de mouwen steken.
Zo zal het altijd zijn geweest. Zelfs bij de Romeinen kon je aanliggende commentaren beluisteren, snoepend van druiven en ‘willige’ slavinnen. Dat is van alle tijden. Zij die niets doen hebben het hoogste woord.
Ook bouwvakkers laten zich horen, hun stemmen vermengd met gehamer en gedreun. Ik versta er niets van, zij blijkbaar wel. Hun oren zijn aangepast en filteren wat voor oningewijden verborgen blijft.
We zijn lawaaimakers. Barbaren schreeuwden tijdens de strijd om hun doodsangst te overstemmen. Geholpen door liters bier versloegen ze de vijand, of de vijand hun. Wie het hardst schreeuwde, het meest had gedronken, won. Daarin is niets veranderd. De grootste raddraaiers beslechten de strijd.
Dat heeft Zelensky goed begrepen, maar ook de Russische beer laat zich niet onbetuigd. Ze overbieden elkaar met heroïsche wartaal die moet verbloemen dat ze het ook niet weten, dat ze maar doen in de hoop dat… Met strategie heeft het allang niets meer te maken. Die heeft gefaald en nu schreeuwen ze om hulp, wie die ook wil bieden. En zie; lawaai helpt. Europa schaart zich achter de Oekraïne, terwijl Xi met een slaperige blik de Russen bevoorraadt. Misschien niet met wapens, maar wel met lef en zekere ruggesteun op het veld van globale machtsontplooiing.
Bouwvakkers reageren niet veel anders. Ook zij bieden tegen elkaar op en wedijveren in lawaai, maken de buurt onveilig met hun hels kabaal. Voor het goede doel weliswaar, want hier zullen straks mensen wonen die genieten van de stilte in hun woning, waar ze naar klassieke muziek kunnen luisteren, of hun kinderen naar de hoempapa van modernere stromingen die het lawaai van de bouwers vervangen.
Dan volgen de tuintjes, de grasmaaiers en bladblazers. Er moet nog wat verbouwd worden, want nieuw is nooit helemaal naar de zin. Het gehamer, geboor en gedril herneemt, tot leedwezen van zij die niet verbouwen.
Er wordt geklaagd, geruzied en soms gevochten, want lawaai moet er zijn. De mens is niet gelukkig zonder. Dat weten de bouwvakkers. Zij krijgen bijval van de omstanders die hen toeschreeuwen met welgemeende aanmoedigingen, zoals ze ’s zondags in de stadions scanderen: Off side, Penalty!, een volk van arbiters.
Onderwijl lig ik vanaf zeven uur ’s ochtends met oordoppen in mijn bed en probeer nog wat te slapen tot ik het opgeef en meeluister naar het gekrakeel dat mij van buiten bereikt. Je went eraan, denk ik dan maar, maar is dat zo? In hoeverre raken we gewend aan lawaai, of is het veeleer een kwestie van negeren omdat je er toch niets tegen kunt doen? Berusten in een wereld vol herrie, waar stilte luxe is, waar we speciaal coupe’s voor inrichten, natuurgebieden, waar je niet mag roepen, niet mag hameren, zelfs geen gesprek voeren, zoals in de bibliotheek. Een wereld van uitersten waarin je moet afbakenen om tot rust te komen.
Uitgelichte foto: bron