Stoorzender

Nguyễn Hoàng Nam: z.t. 2014



Joachim Wilbers

 

De ravissante blondine bewonderde zichzelf in elke etalage die ze passeerde. De golvende slag van haar haren, de hoog geplaatste boezem… Ze was dol op zichzelf, doller dan op wie dan ook en was ervan overtuigd dat alle andere wezens maar magertjes bij haar afstaken. Was ze mooi? Ach, da’s een kwestie van smaak. Ik vond haar te hooghartig om indruk op mij te maken in elk geval, maar wie ben ik? Ook maar een van vele waarnemers.

Ze scoorde vooral op onderdelen. Zoals ze de lange goed gevormde benen kruiste, bijvoorbeeld, maar in haar geheel… Ik zou niet naast haar wakker willen worden, maar ik was beslist een van de weinige mannen in haar omgeving die zo dachten. Ik denk dat de meesten wel eens een beschuitje met haar wilden eten. Dat zag je aan de blikken, aan hoe ze haar nastaarden; de hoop dat ooit op een dag… En waarom? Alleen om haar uiterlijke kenmerken.

In die fraaie schil zat niet veel dat ik de moeite waard vond tenminste. Je vraagt je nu vast af waarom ik over haar schrijf? Om wat dankzij haar plaatsvond, of door haar toedoen eigenlijk. Anders was ik haar beslist allang vergeten. Wat in het algemeen mooie vrouwen worden genoemd doen mij in de regel niet veel. Ik val voor andere mensen. Zij die iets te vertellen hebben.

Dat had Anja beslist niet. Te veel met zichzelf begaan om aandacht aan anderen te besteden. Er was gewoon niet genoeg ruimte in haar. Het vat zat al vol met haarzelf. Daar kon echt niks anders bij.

Niet dat ik haar dit kwalijk nam. Ze was wie ze was en ik liet haar daarin. Ze interesseerde me niet genoeg om aandacht aan haar te schenken en dat zinde haar niet.

Ik was haar meerdere, toegegeven. Wellicht daarom; het bekende witte voetje. Ze had geen moeite hoeven doen. Ik beoordeelde haar op wat ze deed, zoals al mijn ondergeschikten en dat was niet veel. Eigenlijk deed ze helemaal niets, behalve opzitten en pootjes geven.

In zekere zin was dat haar taak. Ze ontving klanten. Daarvoor was ze aangenomen en de personeelschef dacht vast dat haar uiterlijk…, maar dat werkte veeleer storend. Eens, vooral mannelijke klanten, haar zagen, lieten ze geen oog meer van haar af. Nogal hinderlijk als je iets probeert te verduidelijken. Ze staarden haar na wanneer ze heupwiegend de ruimte verliet, staarden opnieuw zodra ze met de koffie kwam en in de tussentijd waren hun gedachten meer bij haar dan bij de les. Daarom nodigde ik haar uit voor een gesprek. In mijn opinie was ze veel meer stoorzender dan aanwinst.

De moeilijkheid was dat ze het niet begreep. Ze kon zich niet voorstellen dat ze op welk gebied ook negatief werd beoordeeld. Anja had beslist een hoge dunk van zichzelf en dat mocht wat mij betreft, maar niet in mijn bedrijf.

We opereerden al niet in het meest voordelige segment en moesten alle zeilen bijzetten om het hoofd boven water te houden. Dat kon alleen als al het personeel gefocust bleef en liefst niet op Anja.

Dat zei ik haar. Ze leidde te veel af. “Wilt u dat ik me anders kleed?”, maar daarom ging het niet. Ze had trouwens best smaak wat kleding betreft. Daaraan hoefde niets te veranderen. Het was de inhoud die stoorde. “Moet ik me uitkleden?” Ik zuchtte maar eens. Hoe breng je iemand iets aan het verstand die niets aan het verstand wil worden gebracht?

“Hou je kleren alsjeblieft aan”, sprak ik knorrig en toch op een zekere vaderlijke toon die zij verkeerd interpreteerde, want ze lachte koket, ging ervan uit dat ze mij, zoals zoveel mannen om haar vinger kon winden, maar zo soepel was ik niet meer. Ik kwam al op jaren en winden was er niet meer bij, niet rond en niet op. “Ik moet je helaas laten gaan.”

“Waarheen?”, vroeg ze argeloos.

“Naar een andere betrekking.”

“Ontslaat u mij?” Ze had het eindelijk begrepen. “Waarom?” Toch niet.

“Omdat je niet voldoet”. probeerde ik vriendelijk.

“Hoezo? Ik doe toch alles wat van mij wordt verlangd?” Daar was geen speld tussen te krijgen. Anja was altijd op tijd, ontving klanten zoals haar werd opgedragen, serveerde koffie… Objectief gezien viel aan haar werkzaamheden niets aan te merken, maar hoe vertel je iemand dat het om haar persoon gaat, dat zijzelf, door haar aanwezigheid, als stoorzender functioneert? Ze zou het trouwens niet hebben begrepen.

Ik vond de moed niet haar te ontslaan. Geef het maar eerlijk toe. Ik ben geen hardvochtig mens en om iemand aan de deur te zetten met de woorden: “Sodemieter op, onbenullig stuk vreten”, is niet aan mij besteed en daarom is ze er nog steeds; altijd op tijd, koket glimlachend, heupwiegend, de borst vooruit, het kontje naar achteren en ik erger me kapot, telkens als ik haar zie, maar wat doe ik eraan? Ik kan mezelf ook niet helpen.


Uitgelichte foto: bron

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.