Joachim Wilbers
Hij wiekte langzaam, in brede cirkels omlaag, zonder dat de vleugels ook maar een keer in beweging kwamen. Dat was niet nodig, thermiek droeg hem en zijn partner die hoog boven hem bleef, maar ze hielden contact; schrille langgerekte kreten, terwijl ze de bodem afspeurden op zoek naar prooi. De majesteitelijke adelaar van bos en veld, ook wel buizerd genaamd.
Een vriendin vroeg me een totemdier te kiezen en oorspronkelijk koos ik de Apollovlinder. Daarmee nam ze geen genoegen. “Je ziet hem te weinig”, gaf ze als commentaar. “Neem de buizerd, die zie je hier veel. Dan moet ik altijd aan je denken nadat je er niet meer bent.” Zo werd de buizerd mijn totemdier.
Niet dat ik er iets over te vertellen had, maar ik heb er vrede mee. Ik kan me wel vinden in deze roofvogel die zich door een doodgewone kraai laat verjagen. Niet omdat hij angst heeft, dat zie je aan zijn gedrag, maar waarom zou hij het risico lopen gewond te raken tijdens een gevecht? Dat maakt zijn eigen overleven onzeker, en hij heeft een partner, jongen. Hij moet voor voer zorgen en dat is met een gekwetste vleugel veel lastiger.
Het getuigt van wijsheid dat hij zich terugtrekt en zijn heil elders zoekt. Laat die vervelende kraaien maar die het lollig vinden om iets dat groter is dan zijzelf, te verjagen. De buizerd maakt zich niet druk en zeilt bedaard verder. We kunnen er iets van leren.
Dat zijn we verleerd; leren van de natuur. Het gedrag van dieren is niet impulsief. Als ze jong zijn misschien, zelf nog hun leerschool doorlopen, maar niet nadat ze zijn afgestudeerd, hun bul op zak hebben, want zonder maken ze het niet lang, in tegenstelling tot wijzelf. Wij hoeven niet eens zelfstandig te denken. Dat doen anderen wel voor ons, met als gevolg dat weinigen die kunst nog machtig zijn.
Zo gaat het met veel ‘vaardigheden’. We verleren meer dan heilzaam is.
De buizerd kent die luxe niet. Hij leeft zijn leven met plezier. Dat zie je aan hem. Ik begrijp waarom. Hij is volkomen op zichzelf aangewezen. Alles wat hij doet, doet hij zelf, op eigen kracht. Dat kunnen weinig mensen beweren.
Als wij reizen, vliegen, gebeurt dat met een reisbureau. Ja, logisch, we hebben geen vleugels. Dat geldt voor de meeste zoogdieren, vleermuizen uitgezonderd, en toch vinden ze hun weg…, op eigen kracht, waar wij bij de hand moeten worden genomen. “Ga je mee wandelen? Alleen is zo saai.”
De buizerd vliegt in koppels, maar niet daarom. Twee zien meer dan een. Het is samenspel. De een hoog voor het overzicht, de ander lager, op zoek naar prooi. Bescherming en jacht tegelijk. Niet omdat hij zich in zijn eentje eenzaam voelt, of niet op zijn gemak is. Zulke begrippen komen in het buizerd-woordenboek niet voor. Ze zijn volkomen zelfstandig, al zijn ze met twee. Ze opereren als eenheid. Dus ja, ik kan me wel vinden in mijn aangereikte totemdier dat als herinnering dient voor als ik er niet meer ben. Niet dat ik in voortbestaan geloof, maar als het de ander helpt te verwerken, te aanvaarden… Wat is er op tegen?
Niets! Na onze dood leven we nog een tijdlang voort in de herinnering van anderen. Al zou je willen, het is niet te voorkomen. Zoals iedereen zich een voorstelling van de ander vormt tijdens het leven, zo blijft, een eveneens gekleurde, herinnering na de dood, en ‘de kleur’ van de buizerd staat me wel aan.
Foto’s: bron