De vogel

Joachim Wilbers



Joachim Wilbers

 

De vogel staarde me aan. De kop schuin, er leek een zekere intelligentie in zijn kraalogen, wat ik niet eerder bij een vogel had waargenomen. Ik kon hem niet thuisbrengen. De boswachter dacht een exoot die uit een volière was ontsnapt. Dat zou natuurlijk kunnen. Hij deed denken aan een kruising tussen een merel en een koolmees.

We zaten samen op het terras in de bossen waar het dier eerder werd gesignaleerd. Het was te schuw om zich te laten vangen, reageerde uiterst alert, alsof het van het net en zijn bewegingen op de hoogte was. De vogel wachtte tot het laatst voor hij opzij sprong en opvloog zonder dat hij ervandoor ging. Alsof hij ons en onze pogingen bestudeerde, uitdaagde, er zelfs een zekere waardering voor kon opbrengen in de zekerheid dat het toch niet zou lukken.

De boswachter gaf op en vertrok. Ik wenkte de serveerster en bestelde nog een koffie.

Op mij na was het terras verlaten. Het was buiten seizoen en nog te vroeg. Terwijl ik van de koffie dronk, sprong het dier plots op en landde op de stoel naast mij. De kop scheef staarde hij naar het koekje. Ik brak er een stukje af, hield het hem voor. Hij keek me aan of hij met zichzelf overlegde, voor hij met de in verhouding zware snavel het stukje koek voorzichtig vantussen mijn vingers nam. Dit leek de hypothese van een ontsnapt huisdier te staven. Toch ondernam ik niets om hem te vangen. Iets weerhield mij en ik kon niet zeggen wat. Was ik niet daarom naar het terras gekomen?

Als ornitholoog kende ik alle inheemse soorten, maar was gespecialiseerd in mezen en ik had redenen om aan te nemen dat dit weliswaar geen inheemse, maar wel een mezensoort was. Hij bezat alle kenmerken, al was hij te groot, voor zover ik wist.

Inmiddels had ik hem uitgebreid gefotografeerd, zodat ik naspeuringen kon verrichten. Als ik eenmaal wist wat het was kon ik misschien de eigenaar lokaliseren. Terwijl ik hem bekeek, zoals hij stukje na stukje het koekje verorberde, dacht ik aan Australië. Die associatie riep hij op; Australië of Nieuw Zeeland.

Ik rekende af, keek naar de vogel. “Ik kom terug.” Het kwam mij toe dat hij knikte, onzin natuurlijk, maar wel grappig.

Terwijl ik wegliep om een boswandeling te maken, ik was er nu toch, volgde de vogel mij, vloog van boom naar boom, wachtte tot ik passeerde en vloog verder. Gedrag dat ik van sommige vogelsoorten kende, hoewel niet zo lang. Meestal geven ze na korte tijd op, maar deze bleef me volgen, de hele weg lang, alsof we de wandeling samen maakten. Opmerkelijk.

Nog opmerkelijker was de terugkeer bij de landrover. Ik opende het portier en hij vloog naar binnen, ging op de duostoel zitten en keek me aan. “Wil je mee?” Weer dat knikje. Ik vond het grappig. “Kun je ook praten?” Hij schudde zijn veren. Nog even en ik zou geloven dat het geen toeval was, maar dat kon natuurlijk niet.

Ik had waarvoor ik was gekomen en geheel vrijwillig nog wel. Benieuwd naar het vervolg startte ik de auto. De vogel bleef me observeren, bij alles wat ik deed, met een leergierige intentie die ik niet voor mogelijk hield. Inmiddels was ik ervan overtuigd dat ik met een intelligent exemplaar te maken had, zoals een beo, een dier dat instaat was tot imitatie, waardoor het leek dat het over zelfstandige intelligentie beschikte. Dat kon verklaren waarom het knikte, zijn verenpak schudde… Dieren zijn meer dan mensen in staat tot het opvangen van nuances wat maakte dat hij hoorde of mijn vraag een positieve dan wel een negatieve reactie verlangde. Ik had nooit gehoord dat een vogel daartoe in staat was, maar dat zei niets. Hij kon in gevangenschap hebben bijgeleerd omdat er niets anders was dan zich richten op de eigenaar. Dergelijk leergedrag bij huisdieren is bekend, niet bij vogels, maar goed, dat betekende niet dat het niet mogelijk was.

Ik reed de auto in de garage, waardoor de vogel in principe gevangen zat, maar ik liet hem vrij mij te volgen, nieuwsgierig naar zijn gedrag.

Het dier stelde niet teleur, verliet vliegend de landrover en streek neer op de deurpost naar de woning. “Ken je de weg?” Hij keek me aan of dat vanzelf sprak. Ik kan het niet anders beschrijven.

Vreemd genoeg leek het inderdaad of hij de weg kende. Hij vloog voor me uit en ging in de woonkamer op de leuning van de stoel zitten waarin ik meestal zat. “Kon je maar praten”, dacht ik hardop. Hij reageerde niet, keek me alleen aan, alsof hij wilde zeggen: ‘begrijp je me niet?’

Dat was zo. Ik begreep er niets van. Zijn gedrag deed minder en minder aan een vogel denken, behalve dat hij kon vliegen. De rest leek meer dan menselijk en daarvoor had ik geen verklaring. Imitatie, ok, maar hier was iets aan de hand wat te veel aan zelfstandig gedrag deed denken.

We leefden samen. Hij sliep op de rand van mijn bed, at van mijn bord. Ik nam niet de moeite de eigenaar op te sporen, deed zelfs geen poging om hem te determineren, verbazend voor een ornitholoog. De vogel hoorde te veel bij mij, of we voor elkaar waren gemaakt, dat gevoel.

Hij ging overal mee naartoe; boodschappen, wandelingen en soms bleef hij nog even buiten, terwijl ik met de inkopen naar binnenging. Dan liet ik de deur openstaan en hij volgde niet veel later, tot op de dag dat ik het schot hoorde. Ik rende naar buiten, wetend dat iets vreselijks was gebeurd. Een buurman stond met zijn jachtgeweer in de hand. De vogel lag dood aan de voet van kersenboom. “Hij stal mijn kersen.” Ik rukte het geweer uit zijn handen en schoot hem dood. 



Uitgelicht: bron

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.