Vies fluisterlulletje

Lena Gernovich



Joachim Wilbers

 

Hij was altijd onrein geweest, zeker volgens zekere religies. Daar trok hij zich niks van aan, maar waaraan hij een enorme hekel had was lawaai. Als een chauffeur zijn motor liet draaien was hij eraan voor de moeite, of toch tenminste zijn motor. Schreeuwende mensen werden door hem gemaand en als dat niet hielp zodanig gemolesteerd tot ze eeuwig zwegen. Vies Fluisterlulletje was geen gemakkelijk heerschap en in tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden, groot en sterk.

In zijn omgeving heersten rust en stilte en dan was hij de vriendelijkheid zelve; voorkomend en behulpzaam. Je kon van hem op aan als je in de problemen zat. Hij haalde je eruit, met vrolijk gemak. Daarom mocht iedereen hem. Je hield je aan zijn protocol en… geen centje last.

Nou ja, iedereen? Nieuwkomers moesten altijd wennen en veel van hen vertelden het niet na. Dat lag aan de eigenwijsheidsgraad. Er waren er uiteraard die vonden dat ze overal op de wereld konden doen en laten wat ze wilden. Ze weigerden zich aan te passen waar ze zich ook bevonden. Vies Fluisterlulletje leerde hen, of ze vertrokken (verdwenen), waarheen was niet gekend en deed niet ter zake; rust en stilte keerden weer. Geen gehamer, gedril en geboor, geen hinderlijke knalpijpen, lawaaiige machines of schreeuwers. Het was wel genieten in zijn omgeving als je tot rust wilde komen. Dat lukte uitstekend. Binnen de dag vond iedereen zijn of haar kalmte.

Behalve een. Zij was op van de zenuwen. Jarenlang aan lawaai blootgesteld, kon ze niet het geringste verdragen, waarom ze naar Vies Fluisterlulletje werd doorverwezen om te helen.

Dat lukte, maar niet binnen de dag. Fluisterlulletje ontfermde zich over haar en uiteindelijk genas ze, maar het duurde. Hij liet zijn lulletje haar befluisteren, want groot was hij niet geschapen, wat niet gaf. Het ging over gefluister, niet om grootte. Die deed er waarlijk niet toe.

Zij hoefde echter niet zo nodig. Ze vond zijn methode nogal rigoureus en heftig. Bovendien was ze getrouwd geweest, waarom ze het fluisteren had verleerd. “Jij met je klein lulletje”, meesmuilde ze, “wat wil je daar nu mee?”

“Fluisteren”, antwoordde hij bedaard.

“Daarmee?”

“Je zult versteld staan”, en dat stond ze, meer dan versteld. Of ze nu stond, lag, zat, versteld werd ze. Dat voelde ze ook; dat hij haar overal verstelde. Hij repareerde alles wat kapot was aan haar, nam in, vouwde om, legde uit en naaide tot ze als nieuw was.

Ze glom toen ze zichzelf in de spiegel bekeek. “Dat heb je fraai gedaan.”

“Dat vind ik zelf ook”, sprak Fluisterlulletje tevreden.

“Ga je nu maar wassen.”

“Moet dat?”

“Natuurlijk, viezerik. Na al dat werk dat je aan mij hebt besteed kun je niet ongewassen blijven rondlopen. Je ruikt…, nee, je meurt als een beerput. Toe, onder de douche met jou.” En zo verloor Fluisterlulletje zijn voorvoegsel en noemden ze hem voortaan Rein Fluisterlulletje, omdat hij haar moest blijven verstellen, op haar speciaal verzoek.

Dat plezier deed hij haar en omdat het lastig was haar telkens op te zoeken (soms kon hij haar niet vinden) of zij hem, besloten ze samen te gaan wonen. Dat vergde minder voorzorgsmaatregelen. Maar ze leefden wel gelukkig samen en kregen heel veel lange kinderen die samen met hem en haar lawaai bestreden.



Uitgelicht: bron

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.