Heerlen – Burgemeester Van Grunsvenplein met schouwburg
Een regelrecht affront voor de naamgever van dit plein
Ruim honderd jaar geleden ontdekte de Nederlandse staat het belang van steenkolenwinning in eigen regie. Tot rond 1900 maakte Zuid-Limburg economisch deel uit van het aangrenzende buitenland. De oudste mijnen, die rond Kerkrade, waren in bezit van een in naam Limburgse onderneming, de Akens-Maastrichtse Spoorweg Maatschappij, gecontroleerd door Duits kapitaal. Ook de invloed van Fransen en Belgen was groot in de mijnstreek.
Alles veranderde als bij toverslag toen Zuid-Limburg door de Nederlandse handelsstaat werd ontdekt als bron van delfstoffen: kalk, grind, zand, vuursteen en steenkool. “De velden zouden worden opgeslokt door de mijn en door de woningbouw. Grauw zou het land worden en ongelukkig de bewoners: ‘Eens was het leven hier een idylle, nu wordt het een tragedie’.” (Felix Rutten). Van kerkelijke zijde werd deze ontwikkeling gesteund en begeleid. Begeleid in die zin dat sociale onrust de pas werd afgesneden door controle op elk terrein van het leven.
Het probate middel was koste wat het kost verhinderen dat er een stedelijke concentratie zou ontstaan. De schaapjes gingen dan gewis verloren aan het opkomende socialisme. Dientengevolge werd een van de marktdorpjes in de streek gezegend met de hoofdzetel van de staatsmijnen en werd door het grondbedrijf van Poels tot in de verre omgeving agrarische grond verworven voor de z.g. koloniën, woonbuurten die in de nabije omgeving van de mijnen kwamen te liggen, met name bij de vier Oranje Nassau mijnen en de drie Staatsmijnen.
Het marktdorpje was Heerlen. Het mocht geen centrum krijgen, niet uitgroeien tot traditionele stad. Het zou slechts als bestuurscentrum dienen te functioneren, dat was de Leitgedanke. Het kwam anders, tegen het zere been van de clerus. Een man met daadkracht en visie werd burgemeester van Heerlen. Hij trok een stedenbouwkundig adviseur aan in de persoon van Jos Klijnen, Maastrichts architect, iemand die een bijzonder oog had voor de wisselwerking tussen gebouw en omgeving. Van kort na de Eerste Wereldoorlog stamt zijn beroemd geworden ontwerp voor de apotheek Claessens aan de Bongerd. Klijnen ging aan de slag en ontwierp een centrumplan. Onderdeel daarvan maakte uit het gemeentehuis van Peutz. Helaas, de crisis en de Tweede Wereldoorlog vertraagden sterk de planvorming en uitvoering.

Over Heerlen kom ik nog wel eens te spreken, maar u begrijpt dat een artikel in De Groene mijn aandacht trok, de kleinzoon van Van Grunsven komt hier aan het woord. Zijn relaas kan ik bijzonder goed navoelen en ik wil u er graag deelgenoot van maken. Het handelt over een onderzoek gepubliceerd door Joep Dohmen over de burgemeester van Heerlen tijdens de bezettingsjaren. Het is tevens een beschouwing over journalistieke praktijken, die weinig uitstaande hebben met de werkelijkheid, met betrouwbaarheid. Een dergelijke mediacultuur mag niet de overhand krijgen, ofschoon ze dankzij internet de wind mee heeft. Over Dohmen hou ik voor later nog een alleraardigste anekdote achter de hand. Ze heeft te maken met een MVV-affaire, waarbij ook Cohen betrokken werd.
Nu het woord aan Mars van Grunsven.
Uitgelichte foto: bron