Een vrijbrief

A. Rosa: Parijs




Sedert vijf jaar registreer ik via weblogs wat mensen menen te moeten uitstorten over een persoon die ze niet kennen, maar wiens opvattingen en uitspraken ze niet bevallen. Eerst bij de NRC, vervolgens op Twitter. Puur passief, wel steeds meer van toelichting en commentaar voorzien bleef ik noteren. Beschouw het als een bijdrage om te tonen waartoe mensen in staat zijn om hun mening en doel door te zetten ten koste van wat dan ook. Internet als vrijbrief van handelen voor wat in het dagelijkse leven niet geduld wordt.

Sabine Weiss: Een Egyptisch meisje… (1983)

Tijd om de zaken eens om te keren. Te kijken wat mensen drijft onder een bepaalde dekmantel.

Laat ik bij het meest extreme geval het eerst beginnen. Iemand die ik geen duimbreed in de weg heb gelegd, die ik graag tot steun wilde zijn. Iemand die de indruk wekte hier in Maastricht niet op haar plaats te zijn. In de drie jaar tijds, dat ze hier verbleef, had haar nog nooit iemand op visite gevraagd. Elke dag in de weer om goede raad te verspreiden, een links kloppend hart leek, zeer natuurlijk dus, en bezorgd over de uitspraken die ik deed op Twitter i.v.m. fascisme. Pas op, zei ze me.

Haar bezoek bij ons thuis liet een mengeling van gevoelens achter. Bij m’n vrouw had ze diep wantrouwen opgewekt, maar zoals mannen zijn, nieuwsgierig en het zal zo’n vaart niet lopen. Ze had me intussen wel in een, zo ondervond ik het, chantabele positie gemanoeuvreerd door me te melden dat ze als kind misbruikt was. Onder vier ogen. Ik meld het hier bewust, omdat dit feit volgens mij een bepaald licht werpt op al haar uitspraken en handelingen jegens mij die later volgden.

Een of twee weken later, een telefoontje. Of we zin hadden elkaar op een terrasje te treffen. Mijn vrouw ging tegen heug en meug mee. En of het uit de hand liep. Ik had me voorgenomen ook eens iets te vertellen over wie wij waren, wat hier in deze regio speelde. Geen enkele interesse. Bestraffend werden we aangekeken, een beetje als hoe we het wel in ons hoofd durfden halen iets te vertellen dat zij allang wist, waar zij een oordeel over had of waarvoor ze geen interesse had. Mij stak met name de totale onwil van haar om iets op te pikken uit de rijke ervaring van mijn vrouw met kinderen, kinderleed, opvoeding. Maar goed, ook hier weer zoveel mogelijk de vrede bewaard.

Vervolgens gingen we bij haar bezoek. Het huis was letterlijk vol van haar. Bij het vallen van het begrip zionisme spoten haar ogen vuur. De dwingende blik van mijn vrouw behoedde me voor erger. De roddelpraat over tweeps wil ik liever niet vermelden. Kern was wel, dat ze heel sterk gefixeerd was op mannen. Niet op wat ze te zeggen hadden. Ze bracht ons naar huis en tijdens die rit openbaarde ze dat ze zich kansrijk achtte voor het ambt als minister. Immers ze was erfelijk gezegend met een hoog IQ, 140 werd ons nogmaals met nadruk verteld, en ze wist alles van gezondheidszorg. Onze oren toeterden. Afgemat kwamen we thuis, na de zoveelste lofzang op het eigen ik en die van haar familie, met nadruk op, en ik noem haar nu voor het eerst, haar dochter.

Haar dochter is haar alles. Dat was ons al de eerste keer duidelijk geworden. Spijtig, ook zij moet tegen de mannenwereld opboksen, werd ons meermaals verzekerd. Sinds anderhalf jaar ben ik tot boosdoener uitgeroepen voor de tegenspoed die haar treft.  Zonder mij, een glorieuze toekomst voor haar dochter heb ik begrepen. Ik heb haar en haar kinderen bedreigd, moest ik lezen. Ik kende de naam van haar dochter zelfs niet.

Om haar tot dergelijke opvattingen te brengen, ik noem ze waandenkbeelden, moest nog een voorval plaats vinden. Haar reprimande bestemd voor Leers. Vanaf toen heette het: “kom niet aan Leers”. Die arme, sterk verouderde Leers. Nee hoor, Leers was allang uit het zicht verdwenen toen ze kwaad werd over het feit dat ik het AD maar niks vond. Eerlijk waar, het is en blijft een van de meest absurde ervaringen in mijn leven.

Wat is het eind van dit liedje? Maanden later doet ze aangifte over mij bij de politie. De officier van justitie, ook niet op zijn achterhoofd gevallen, constateert dat dit een zaak is die van twee kanten speelt. Ons wordt bevolen te stoppen met die handel. Voor mij heel simpel, ik registreer slechts en geef waar nodig commentaar. De vrouw in kwestie stelt alles in het werk zich hieraan te onttrekken en gaat verder met haar campagne.

Deze vrouw maakt zich op Twitter breed. Ze uit zich politiek in alle toonaarden met steeds hetzelfde Leitmotiv als mensen andere opvattingen huldigen dan de hare, haar tegen durven te spreken: ze zijn psychisch gestoord. Stel nu, dat je met een dergelijk iemand te maken krijgt, in een actiegroep, een politieke partij of binnen een vereniging. Ze zal die ideale splijtzwam zijn. Een groep die haar op haar wenken volgt, een andere die verdoemd wordt. Geen schijn van mogelijkheid zal er zijn voor een open debat over zaken, geen twijfel mag opkomen, slechts de stem van de meesteres telt. Kortom, het wezen van de autoritaire persoonlijkheid.

Mijn benaderingswijze staat hier haaks op, delen, luisteren, helpen. Niet dat ik een beter mens ben, nee, puur en alleen omdat het mij de enige juiste weg lijkt om uit de misère te komen van het denken in goed en kwaad, zwart en wit, het aanpraten van schuld. Slechts via deze weg kan vertrouwen ontstaan, met nadruk door waar nodig elkaar te ondersteunen en te corrigeren. Eerlijk antwoord geven, niet bewust leugens en smaad verspreiden. Niet appelleren op goedgelovigheid, maar feiten voor zich laten spreken, ongelijk durven toe te geven. Op deze basis politiek bedrijven zou een hele verademing betekenen. Geen Wilders, geen Rutte en geen Samsom die komen bovendrijven. Narcisten? Mogelijk, die hier beschreven vrouw is er eentje, zonder enige twijfel.

Wishful thinking? Ik wil de moed niet opgeven, ik wil op mijn manier een bijdrage blijven en kunnen leveren. Ik heb niets te verliezen en werk  graag mee aan een beter perspectief voor de mensheid, niet gebaseerd op egoïsme, bezit en kleinzieligheid.

Dit is geen loze pathetiek en van narcisme heb ik uiteraard geen last, dan zou ik sedert lang tot de happy few hebben behoord. Nu ben ik gelukkig en daar wil ik graag anderen in laten delen… Mijn vrijbrief om te doen wat ik niet laten kan. En wie zijn de werkelijk miserabelen? Mensen die zeggen bij het plaatsen van een foto als deze, ze is nog wel erg jong. Waarop het antwoord komt, de leeftijd heeft ze wel…

En voort gaan ze met schunnigheden uit te storten over mensen die ze niet wensen te leren kennen, maar waarover ze hun oordeel klaar hebben. In mijn ogen verachtelijk volk, de werkelijk miserabelen. Niet die van Victor Hugo, niet mensen in achterstandsbuurten, zoals die wijkverpleegster haar clientèle pleegt te noemen of anders dubbeltjes die nooit kwartjes worden. Daarvoor moet je op de beurs zijn, daar ligt vermoedelijk haar hart. Ik zei het al vaker, een dergelijk iemand vind ik asociaal tot op het bot en politiek zeer gevaarlijk.


Uitgelichte foto: A. Rosa – boekomslag Victor Hugo – Les Misérables
Foto: Sabine Weiss – bron

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.