Markt Maastricht omstreeks 1900
Het Groningse gas en de gevolgen. Ik kan er cynisch over worden, maar dat zal ik maar niet doen. Wel wil ik nog eens fijntjes herinneren aan de onophoudelijke plundering van mens en natuur in Zuid-Limburg, de enige streek in het land waar de bewoners volkomen autarkisch zouden kunnen leven, maar dankzij inlijving tegen de wil van de bevolking het land verwoest is met als symbool een petrochemische industrie.
De gezondheid van de bewoners schijnt nauwelijks te tellen, de haar dreigende gevaren ook al niet. Laat het even tot u doordringen, deze regio hoort niet bij Holland, maar maakt deel uit van het aangrenzende Maas- en Rijnland. Niet als perifeer gebied binnen Nederland, maar als Europese regio. Het perifere hebben de Groningers met de Zuid-Limburgers gemeen en ondervinden er vergelijkbare gevolgen van.
Lachen, heel hard lachen moet ik om de onnozele polemiek rond een reporter van een website. Daar wordt alles op gefocust bij gebrek aan enige kennis over de materie. De man in kwestie verkondigt niets meer of minder hetgeen de doorsnee Bataaf laat horen.
Het voorgaande noteerde ik enkele maanden geleden en als zoveel als concept opgeslagen om het later verder uit te werken. Maar waar reageerde ik toen op? Ik zou het niet meer weten, maar het kan beslist geen kwaad de draad weer op te pakken om in een land waar de geschiedenis van Limburg bijna volslagen onbekend is er iets over te vertellen. Onbekend, maakt ongeliefd, we kennen het maar al te goed. Zie de vluchtelingen.
Laat ik nu maar niet beginnen over de Eburonen en alles wat erop volgde. Dat voert te ver.
Eerst maar eens een kleine introductie over de (Oostelijke-) Mijnstreek, die voor bezoekers zich nog steeds manifesteert als een onontwarbaar kluwen. Rijd je Heerlen uit richting Kerkrade, dan bevind je je plots op dezelfde weg wederom in Heerlen. De oorzaak van dit al is de anti-stad, een concept om het socialistisch gevaar te keren en mensen te doen geloven dat de landelijke idylle nog steeds gold. Kerk en Kapitaal heerste over de oude mijnstreek, er was geen ontsnappen aan.
Het V&D complex is in 2019 gesloopt.
Achter die schijnbaar toevallige ruimtelijke conceptie van de Mijnstreek met hier en daar een mijnzetel en her en der verspreide nederzettingen gaat dus een aan duidelijkheid niets te wensen planners-ideologie schuil, de idee van de “anti-stad”. Op een gebied is deze ideologie over geruime tijd en vrij consequent doorgezet, n.l. op die van de volkshuisvesting. Ook hier was sprake van een vruchtbare samenwerking tussen Kerk en Kapitaal. Wie herinnert zich niet de naam van Poels?
Wat in de Mijnstreek tot stand kwam is om verschillende redenen exemplarisch te noemen. Voordat dit gebied ingericht werd tot industriegebied, lag het erbij als een door de geschiedenis vergeten pastorale streek. Als industriegebied (13 steenkoolmijnen) werd het van uitermate grote betekenis voor de bevordering van de industrialisering van Nederland. De inrichting van het gebied kon vrijelijk en met succes gebeuren volgens een eigenzinnige interpretatie van de Tuinstad-idee.
Los van de ver uit elkaar gegroepeerde complexen met arbeiderswoningen op het land, “de arcadische utopie”, kwam pas in de 30er jaren in Heerlen een stedelijke ontwikkeling op gang. In wezen was dit proces van verstedelijking strijdig met de tot dan toe gevolgde politiek van verdeel en heers.
Anders Maastricht, daar werd tot de WO II een uitgesproken vroeg-liberale opvatting gehuldigd nadrukkelijk m.b.t. de volkshuisvesting. Een illustratief citaat uit het RK Bouwblad uit 1939:
“In verband met grondprijspolitiek en finantieele draagkracht van een groot deel van onze bevolking wordt het aantal vertrekken en de afmetingen daarvan tot een minimum teruggebracht. (…) Deze huizen (bedoeld is hier nieuwbouw) mogen dan op het oogenblik nog hyfiënisch en gezond zijn, over eenige tientallen jaren zullen ook zij bouwvallig worden en uitgewoond raken, m.a.w. zullen weer zeer veel krotwoningen ontstaan. (…) (Wij) behoeven U slechts attent te maken op de toestand te Maastricht (…) dat in 1939 nog een duizendtal minderwaardige woningen telt. Het (is) nog mogelijk, dat (…) huiseigenaars als ‘moreele en lichamelijke moordenaars’ vrij uit gaan, en hun eigendommen kunnen verwaarlozen en laten onderkomen, zonder dat van overheidswege wordt ingegrepen of dit onmogelijk is gemaakt.”
Na de oorlog was de toestand nog steeds dramatisch met landelijk gezien verreweg het hoogste percentage aan een- en tweekamerwoningen. De tegenstelling tussen de twee industriële gebieden Maastricht en de Mijnstreek kon welhaast niet groter zijn. Na de mijnsluitingen kwam een proces op gang die beide regio’s een volstrekt ander gezicht gaven.
Maastricht, waar al sinds decennia de bevolking uit de oude stad verdreven is en opgeborgen verder vegeteert in troosteloze buitenwijken, werd van vervallen industriestad tot universiteitsstad en toeristische trekpleister. Het kapitaliseren van het historisch erfgoed werpt ruimschoots zijn vruchten af, niet voor de bevolking uiteraard. Van leegstand is nog geen sprake i.t.t. Heerlen, Brunssum, Kerkrade en al die andere plaatsen (ook in de vroegere Westelijke Mijnstreek), vanwaar de bevolking in grote getale naar elders vertrekt.
Later meer en vergeet niet, achter wat we dagelijks waarnemen gaan processen schuil die nadrukkelijk ons leven bepalen en die maken dat de ruimte verdeeld en ingericht wordt zo en niet anders. Leren die ruimte te lezen is uiterst boeiend en verhelderend.
Zullen we het in een volgende schets hebben over Den Uyl en de mijnsluitingen? En de petrochemie niet te vergeten. Lijkt me een mooi onderwerp.
Bron uitgelichte foto onbekend