Michel Piccoli (Paris, 27-12-1925 – Saint-Philbert-sur-Risle, 12-5-2020)

Stukjes waarin de loftrompet gestoken wordt over een publiek persoon moet je altijd met een korreltje zout nemen. Bespottelijk wordt het als geen enkel feit wordt aangedragen ondanks de invloed die de bewierookte persoon had op de samenleving als geheel, dan gaat het rieken naar persoonsverheerlijking geheel in de stijl die we kennen uit bijvoorbeeld de DDR. De man, die als geen ander de stad Maastricht vernield heeft met het daarbij horende leefklimaat prijzen als een autoriteit op stedenbouwkundig gebied slaat werkelijk alles.
Meneer Minis, ik neem aan familie van een vroegere gemeentesecretaris, levert deze prestatie onder het kopje: Jacques van de Venne: een held. De eerste alinea is meer dan voldoende.
Ambtenaren hebben invloed, die soms groter is dan die van politieke machtsdragers. Jacques van de Venne, in de stad beter bekend als Drs J.J.J. van de Venne, was zo’n invloedrijke ambtenaar bij de Gemeente Maastricht: hij was hoofddirecteur van openbare werken van 1955 tot 1977. Hij was een autoriteit op het gebied van stedenbouw in Nederland. De stadsuitleg van Maastricht met brede groenstroken tussen de verschillende wijken met ieder hun eigen voorzieningen is een voorbeeld van geslaagde naoorlogse stadsuitbreiding met behoud van de monumentale stadskern. Van de Venne maakte optimaal gebruik van de bevoegdheden die aan hem waren gemandateerd, maar wel binnen de democratische grondregels. Hij besefte altijd dat gezagsdragers boven ambtenaren staan; zij zijn politiek verantwoordelijk voor wat hun ambtenaren doen en zij moeten kunnen rekenen op de loyaliteit van de ambtenaren. Zijn invloed was echter enorm. Veel ambtenaren hadden dan ook zo’n ontzag voor hem dat ze uit de lift stapten als van de Venne naar binnen kwam. Voor dat gedrag had van de Venne weinig waardering. Zeker niet als zo’n onderkruiper in groter gezelschap dan wél een keer durfde te blijven staan. Dan moest zijn secretaresse Els Budé die persoon opbellen met de vraag waarom hij het bestaan had in de lift te blijven staan terwijl de hoofddirecteur was ingestapt.
Over de voorwaarden waaronder Van de Venne directeur werd van een aantal samen te voegen gemeentelijke diensten in de vijftiger jaren, geen stom woord. Zijn eis was alle diensten en bedrijven onder zijn leiding, inclusief Stadsbus en Brandweer. Hij kwam van de PPD Limburg en was planoloog/socioloog. Een autoriteit op het gebied van stedenbouw in Nederland lees ik dus en ik ben met stomheid geslagen. Hij had weet van draagvlakken voor winkelvoorzieningen, segregatie van bevolkingsgroepen of anders gezegd, van cijfers en statistieken. Voor de planning van het autoverkeer, een van de vele aspecten waar Maastricht een achterstand in te halen had, werd een Amerikaan binnengehaald, de profeet van het tangentensysteem. De stad was meteen een park armer en een autoweg, n.b. Maasboulevard gedoopt, rijker. Onlangs werd een park naar Van de Venne vernoemd, ook een vorm om geschiedenis geweld aan te doen.
Veel valt te verhalen over de innige samenwerking tussen de directie van de Wilma en deze hoofddirecteur, een bevordering die hij als directeur kreeg na de annexaties van randgemeente bij Maastricht in 1970, waardoor de bevolking steeg tot boven de 100.000 inwoners. Over jachtterreinen bijvoorbeeld, waarvoor de tekeningen werden gemaakt op de afdeling stedenbouw. Z’n overbuurman was Melchior, bekend van het inmiddels gesloopte stadskantoor, waar Van de Venne zetelde, en nog enkele andere prachtgebouwen. De politieke kleur van alle collaborateurs was KVP/CDA, de partij die het voeren van een bepaald soort grondpolitiek tot haar speerpunten had gemaakt, zeer tot zegen van de Wilma, die zo via deze politieke band als projectontwikkelaar over het hele land zijn vleugels kon uitslaan en aldus Nederland hielp aan een troosteloze woestijn van rijtjeshuizen, vrijwel alle identiek.
Waarom ik bij Van de Venne uitkwam? De Stokstraat vormde de aanleiding, een documentaire uitgezonden jaren geleden door de VPRO. De goeie man bestaat het te zeggen dat hij het nu anders zou doen en laat hiermee blijken dat de bevolking uit dat gebied sneller en efficiënter gedeporteerd had moeten worden. Over de Stokstraat later meer. Wel nog even over Els Budé. Ze bleek me na ruim 40 jaar nog te herinneren, terwijl we maar eenmaal rechtstreeks contact hebben gehad. Ik had een brief voor Jacques. O, zei Els, hij staat op de gang geef hem die brief zelf maar. Nou ik heb het geweten. Waar ik de brutaliteit vandaan haalde hem zomaar een brief in de hand te duwen. Het onderwerp van die brief? Stedenbouw…
O ja, die lift. Samen met een collega heb ik ze eens behangen met PSP affiches. Van de Venne was een ‘boer’ volgens Maastrichtse normen. Aan Carnaval had hij een hartgrondige hekel, aan café’s overigens ook en aan nog veel meer zaken, die in zijn ogen het straatbeeld verontreinigden, bloemenstalletjes, friteskramen en ga zo maar door. Niet alleen voor het werk, maar ook tijdens vakanties en het spreekt voor alle denkbare verplaatsingen, stond hem een dienstauto met chauffeur ter beschikking. Als mevrouw Van de Venne iets dringend nodig had reed de auto voor, ook als een gloeilamp in huize Van de Venne vervangen moest worden. Politici draaide hij om zijn vingers, op een uitzondering na, een PvdA wethouder, een socialist van de ouwe stempel. Contact van ambtenaren met raadsleden was het grootst denkbare misdrijf in zijn ogen. Zijn postzegelverzameling werd door een ex-buschauffeur gewetensvol gecopieerd op een van de toen in zwang komende copieerapparaten.
Kleine en grote corruptie… Op een gegeven moment brak de hel los. Massaal werd door ambtenaren gebeunhaasd en dat was de belastingdienst een doorn in het oog. Ze had haar beklag geuit bij de grote baas. Die trad vervolgens van leer, er zouden harde maatregelen genomen worden. Echter, ingewijden wisten deze brand snel te blussen, want als Barbertje zou moeten hangen dan kwam alle vuile was naar buiten. Spijtig, ik behoorde niet tot dit circuit, over het hoe en waarom kan ik dus niet verder verhalen. Wel dat Jacques in de 70er jaren bijna minister of staatssecretaris werd zijnde autoriteit op ruimtelijk terrein. Op gemeentelijk niveau leidde hij een zogeheten stedenbouwkundig team bestaande uit hemzelf, een ontwerper, de directeur stadsontwikkeling, een socioloog en ad hoc een landschapsarchitect. De randvoorwaarden voor stedenbouwkundige plannen werden van buitenaf aangereikt, door projectontwikkelaars als de Wilma. Van enige stedenbouwkundige know how was binnen het bedrijf nauwelijks sprake. Het resultaat van dit al mogen we nog dagelijks aanschouwen. Zeer geordend en proper, dat wel. De bevolking kon letterlijk barsten. Inspraak? Daarvoor haalde hij een pas afgestudeerde socioloog binnen, die ging dat wel even fiksen. Ook weer een verhaal apart.
Uitgelicht screenshot: bron