Ein Nazi fährt nach Palästina
Kedem-auctions (veiling begin 2013). Zie ook Souvenir coin with a swastika and Star of David
Nog heel wat foto’s te vinden bij zoeken op titel van de artikelenreeks.
Dit artikel is een uittreksel uit een boek waaraan Gie van den Berghe hard werkt maar dat pas eind dit jaar of begin volgend jaar klaar zal zijn. De (voorlopige) titel is “Eindoplossingen van het jodenprobleem,” met als eerste deel de verrassende evolutie van jodenvervolging tot jodenmoord. In het langere tweede deel wordt uitvoerig aandacht besteed aan het getto Theresienstadt dat vooral in Vlaanderen vrij onbekend is (omdat er geen joodse Belgen hebben gezeten.)
Johan Depoortere
ZIONISTEN EN DE JODENUITROEIING

Gie van den Berghe
Zionisten en de joodse gemeenschap in Palestina, de Yishuv (Hebreeuws voor ‘nederzetting’) toonden voor, tijdens en bijna twee decennia na de Tweede Wereldoorlog bijzonder weinig belangstelling voor het lot van de Europese joden. De opbouw van een eigen thuisland kreeg absolute voorrang. De vervolging en uitroeiing van de Europese joden bevestigde immers het zionistische gelijk: assimilatie en integratie halen niets uit, joden zullen altijd en overal bespot, gediscrimineerd, vervolgd, verdreven en gedood worden door antisemieten en wie er profijt bij heeft.
Een nazi in Palestina
Een drietal maand nadat Hitler aan de macht was gekomen trok Leopold Itz von Mildenstein, lid van de lagere Boheemse adel en de latere SS-Obersturmbannführer, op uitnodiging van de Zionistische Federatie van Duitsland, samen met de Berlijnse zionist Kurt Tuchler en beider echtgenotes naar Palestina om kennis te maken met de joodse nederzettingen en steden om er indien mogelijk iets positiefs over te schrijven. Von Mildenstein was al lang sterk geboeid door het zionisme en dacht na de zes maanden durende autotocht door het Midden-Oosten (Palestina, Egypte, Libanon, Jordanië, Syrië, Irak en Jemen) dat de Zionistische Federatie het bij het rechte eind had en dat een joodse staat in Palestina het jodenprobleem in Duitsland kon oplossen.

Hij schreef er twaalf lovende, ja bewonderende artikels over die eind september, begin oktober onder von Mildensteins pseudoniem LIM werden gepubliceerd in Der Angriff, het lijfblad van Joseph Goebbels, minister voor volksvoorlichting en propaganda (‘Ein Nazi fährt nach Palästina’, 25.9-9.10). De inleiding bij het eerste artikel eindigt met de vraag: ‘Is hier de oplossing voor het jodenvraagstuk gevonden?’ Von Mildenstein vond dat de meeste joden in de Yishuv optimistische, hardwerkende, eerlijke mensen waren – het tegendeel dus van het antisemitische stereotype dat hij toepaste op de Palestijnse Arabieren die hij toevallig ontmoette.
Von Mildensteins reisverslag kreeg behoorlijk wat aandacht. Het partijorgaan van de nazipartij, de Völkische Beobachter, publiceerde uittreksels en illustraties eruit en Der Angriff liet voor de gelegenheid voor zijn abonnees een medaille slaan die naast de titel van de artikelenserie op de voorzijde de Davidster droeg en op de achterzijde het hakenkruis. 1

Von Mildensteins artikelenserie trok ook de aandacht van Reinhard Heydrich, hoofd van de SIPO (Sicherheitspolizei) en de Veiligheidsdienst van de SS (SD, Sicherheitsdienst), en die gaf hem opdracht een ‘Joodse afdeling’ op te richten bij de SD. Von Mildenstein probeerde de zionistische gedachte verder te verbreiden onder Duitse joden, in de hoop dat er almaar meer joden naar Palestina zouden trekken. In 1938 vormde von Mildensteins artikelenreeks de basis voor een sterk uitgebreid en rijkelijk geïllustreerd boek op zijn naam, een werk waarvan zijn latere opvolger Adolf Eichmann gebruik zou hebben van gemaakt om het jodenprobleem te doorgronden. 2
Ondertitel van het boek: ‘Een reis naar de bron van het vloeibare goud’.

Op 21 juni 1933 stuurde de Zionistische Federatie van Duitsland Hitler een brief waarin ze hem welkom heetten, begrip en steun beloofden. Ze hoopten dat het naziregime een ‘vruchtbare kracht zou vormen voor het zionisme’. De nieuwe staat was [immers] ‘gevestigd op het principe van het ras’ en dat maakte ‘vruchtbare activiteit voor het vaderland mogelijk’. Ze schreven dit niet om Hitler te vleien, ze meenden het echt (Greenstein, 54-55). Zionisten trokken zich ook niets aan van de economische boycot van nazi-Duitsland waarvoor Amerikaanse joden ijverden, integendeel, ze drongen aan op een handelsovereenkomst met het naziregime, de Ha’avara (Hebreeuws voor ‘transfert’, een term die ook in Duitse documenten werd gebruikt). Het naziregime wilde de joden kwijt, zionisten wilden zoveel mogelijk joodse arbeidskrachten naar Palestina krijgen. Samenwerking lag dus voor de hand.
Vóór de jodenuitroeiing begon, was de grootste vijand van de zionisten niet nazi-Duitsland, dat meer dan gewillig was om emigratie van joden toe te laten, maar Groot-Brittannië dat de toegang tot Palestina had geblokkeerd. In 1939, kort voor het begin van de oorlog, had de Britse regering een reeks pro-Arabische, antizionistische regels uitgevaardigd vooral omwille van de Arabische olie. Deze White Paper policy beperkte voor de komende vijf jaar het aantal joden dat zich in het Britse mandaatgebied Palestina mocht vestigen. Daarna zou het aantal toegelaten joodse immigranten afhangen van Arabische instemming (Segev, 83).
De joodse sociaaldemocratische arbeiderspartij, Mapai, met als leider David Ben-Gurion (in de Yishuv zijdelings betrokken bij joodse terreur, later eerste minister-president van Israël), controleerde de legale immigratie. De Britten legden het aantal migranten vast, Mapai vulde in wie kwam. Om de Engelsen niet te ontstemmen en de eigen selectiemacht niet in gevaar te brengen, stak Mapai geen helpende hand uit naar de vele illegale vluchtelingen. In 1939 bijvoorbeeld weigerde de Yishuv asiel te verlenen aan enkele honderden Duits-joodse vluchtelingen die op de Duitse pakketboot St. Louis over de Atlantische oceaan ronddobberden omdat geen enkel land zijn grenzen wou openstellen. Uiteindelijk kregen ze een onderkomen in Frankrijk, België en Nederland, landen die kort nadien door Duitsland werden bezet.
Moeizame onderhandelingen tussen enerzijds nazi’s en anderzijds onderling sterk van mening verschillende joodse organisaties, zoals Duitse Zionistische Federatie, het Jewish Agency (uitvoerende arm van de zionistische organisatie) en de Palestine Land Development Company, leidden begin augustus 1933 tot een handelsovereenkomst. De Yishuv haalde arbeidskrachten en Duitse goederen binnen, de nazi’s raakten joden kwijt, konden naar Palestina exporteren, de internationale boycot doorbreken.
Het Ha’avara systeem functioneerde op een of andere wijze tot midden Tweede Wereldoorlog toen beslist werd alle Europese joden uit te roeien en emigratie van joden bijgevolg werd verboden. Ha’avara was een complex systeem dat Duitsland toeliet goederen te exporteren naar het Midden-Oosten en Cyprus, en waardoor duizenden joden naar Palestina konden emigreren met meer geld dan mocht en, zoals later zou blijken, ook aan een gewisse dood ontkwamen. Zo’n twintigduizend joden en dertig miljoen dollar verhuisden van Duitsland naar Palestina. Geen immens bedrag, maar wel een stimulans voor de zionistische beweging en de economie in de Yishuv (Greenstein, 59, 115-121; Segev, 22).
Yishuv
Zionisten wilden het joodse thuisland alleen realiseren in het Beloofde land, het bijbelse Eretz Yisrael, waar al enkele honderdduizenden joodse ‘pioniers’ leefden. Toen in juli 1938 in Evian-les-bains een internationale conferentie plaats vond met als doel het joodse vluchtelingenprobleem op te lossen, vreesden veel zionisten, onder meer David Ben-Gurion en het Jewish Agency, dat de conferentie ‘het einde van Palestina als immigratieland kon betekenen’, het zionisme in gevaar was. Het mislukken van de conferentie was een hele opluchting maar ook een ‘overtuigend bewijs van de onverschilligheid en hypocrisie van de wereld tegenover het lot van de joden’, iets wat ook Der Angriff, Goebbels nieuwsblad, blokletterde (Segev, 28; Greenstein, 297, 302-304). Toen de leiders van de Reichsvereinigung, de door de nazi’s opgelegde Duitse Joodse Raad, in 1942-43 beseften dat de zogenaamde hervestiging van joden in het oosten neerkwam op deportatie naar moordfabrieken, bleven ze gehoorzaam transporten organiseren (Greenstein, 91).
Ook toen de jodenuitroeiing volop woedde had men er in de Yishuv weinig belangstelling voor. Ooggetuigenverslagen werden sceptisch onthaald en de media beperkten zich tot kanttekeningen, in de rand van oorlogsnieuws en verslagen over sportmanifestaties, modeshows en dies meer. Immigranten uit Duitsland en Oostenrijk kregen aanvankelijk wel voorrang op joden uit minder bedreigde gebieden, maar toen er steeds meer behoeftigen, zieken en politiek onverschillige joden in Palestina arriveerden, en het protest tegen de voorrangsregeling aanzwol, werden strenge selectiecriteria ingevoerd waardoor twee derden van de uit Duitsland en Oostenrijk afkomstige joden werden afgewezen (Greenstein, 305). Nog voor de oorlog begon hadden sommige joden langer dan nodig in Dachau gezeten omdat ze niet voldeden aan de economische en ideologische vereisten van de joodse gemeenschap in Palestina.
Op het hoogtepunt van de jodenmoord hielden zeshonderd zionistische leiders uit achttien landen in New York een conferentie (de Biltmoreconferentie, vernoemd naar het hotel waar ze plaatsvond van 9 tot 11 mei) met als onderwerp het stichten van een Joods Nationaal Thuis, een joods gemenebest, in Palestina. Het Biltmoreprogramma eiste onbeperkte joodse immigratie in Palestina waar toen al een half miljoen joden woonde. Dat er ook Arabieren huisden kwam zo goed als niet ter sprake.
Toen joden massaal gedeporteerd werden naar getto’s en uitroeiingskampen, drongen Ben-Gurion en andere zionisten erop aan dat ze naar geen ander land dan Palestina zouden emigreren. Het heden, de uitroeiing van Europese joden, moest wijken voor de toekomst, het zionisme. Nog toen de slachting volop aan de gang was, spraken sommige zionisten er al in de verleden tijd over. Eind 1942 speculeerden enkele zionistische politici over herstelbetalingen van Duitsland aan de toekomstige joodse staat. Er werd zelfs al een herdenkingsmonument gepland, het latere Yad Vashem (Greenstein, 123, 293, 306). Op 24 augustus 1943 maakte Ben-Gurion in naam van het Jewish Agency duidelijk dat zionisten alleen tot taak hadden joden naar Palestina te halen. Joden in Europa redden of overbrengen naar andere landen was een opdracht voor filantropische joodse instellingen, zoals het American Jewish Congress en het Joint Distribution Committee (Segev, 83).
Door de prominente plaats die de Holocaust vandaag in het zionistische verhaal inneemt, is het bijna niet te geloven dat terwijl de jodenmoord zich voltrok zionisten de andere kant op keken. Ze zagen Grote Catastrofe – zoals de jodenmoord toen in joodse kringen heette – als een natuurramp waar niets tegen te beginnen viel. Ze hadden altijd al gezegd dat de diaspora een doodlopend straatje was. Dit verklaart ook waarom de Wereld Zionistische Organisatie verscheidene voorstellen verwierp om elders dan in Palestina een joods onderkomen te vestigen. Bijvoorbeeld toen Australië zich in juli 1933 bereid verklaarde om in de noordelijke regio rond de stad Darwin duizenden Duits-joodse families te vestigen, en het latere Japanse voorstel om een joods thuisland te stichten in het door hen bezette Mantsjoerije.
De houding van de joodse pioniers tegenover inwijkelingen uit Duitsland en Oostenrijk evolueerde tijdens de oorlog verder in negatieve zin. De immigranten werden afgekeurd omdat zij en de slachtoffers niet hadden teruggevochten, niet eervol hadden overleefd, roemloos waren ten onder gegaan (Segev, 109). Ze werden ‘Hitler-zionisten’ (Segev, 43; Greenstein, 306) en ‘sabon’ genoemd, ‘zeepjes’ naar de mythe dat Hitler zeep had laten maken uit jodenvet. Ben-Gurion noemde de Shoah (Hebreeuws voor ‘catastrofe’) laatdunkend een ‘zeepfabriek’ en Menahem Begin (tot de stichting van Israël lid van de joodse terreurgroep Irgun en later premier van Israël) gebruikte dit zeepthema herhaaldelijk om er politiek profijt uit te slaan (van den Berghe-1995). Velen meenden dat alleen de meest egoïstische en meedogenloze joden de catastrofe hadden overleefd, hadden kùnnen overleven.
Na de oorlog veranderde er bitter weinig. Eerst de ideologie, dan de mens. Die politiek zorgde er onder meer voor dat nogal wat joodse overlevenden langer dan nodig in vluchtelingenkampen in Europa zaten. Hun beklagenswaardige toestand liet toe de druk op de internationale gemeenschap op te voeren om de oprichting van de joodse staat te bespoedigen.
Kasztnerproces
Het politieke gevecht in Israël om de herinnering en de betekenis van de Grote Catastrofe begon op 1 januari 1954 met het Kasztnerproces. Israel Rudolf (Rezso) Kasztner was tijdens de Tweede Wereldoorlog een zionistisch functionaris in Budapest, verbonden aan de arbeiderspartij Mapai. In 1944 onderhandelde hij met Adolf Eichmann om zoveel mogelijk Hongaarse joden vrij te kopen voor ze werden uitgeroeid. In ruil voor zijn stilzwijgen over het lot dat bijna vijf miljoen Hongaarse joden te wachten stond, kreeg Kasztner uiteindelijk een vrijgeleide voor in totaal 1685 joden, waaronder zijn uitgebreide familie en zionistische dorpsgenoten. In zijn in 1946 opgesteld ‘Rapport over het joods reddingscomité in Boedapest’ worden de echte slachtoffers alleen terloops vermeld.
Dergelijke collaboratie liet men in Israël liefst onbesproken. Tot Kasztner, ondertussen kandidaat voor de Knesset (het Israëlisch parlement), onder zionistische druk een proces wegens smaad aanspande tegen Malchiel Gruenwald, een Hongaarse jood die hem van collaboratie beschuldigde. Gruenwald schilderde het Jewish Agency af als ‘de Jodenraad van Palestina’ en verklaarde ze medeplichtig aan de vernietiging van het Hongaarse jodendom.
Het door de staat bekostigde proces draaide anders uit dan gepland. Na afloop bestond er niet de minste twijfel meer over Kasztners collaboratie met de SS. In mei 1944 had hij, als hoofd van het joods comité voor hulp en redding in Boedapest, inzage gekregen in het rapport dat Rudolf Vrba en Alfred Wetzler, twee uit Auschwitz ontsnapte gevangenen, hadden opgesteld. Beiden hadden in het Kanadakommando gewerkt, de barakken waar de schamele bezittingen van pas aangekomen gedeporteerden op geld en juwelen werden doorzocht (Canada gold destijds als het land van melk en honing). Vrba en Wetzler, die bijzonder goed op de hoogte waren van het reilen en zeilen in Auschwitz, waren op 10 april 1944 ontsnapt en opgevangen in Slovakije. Eens in veiligheid deden ze er alles aan om de Hongaarse joden in te lichten over de voorbereidingen om nu ook alle Hongaarse joden te vermoorden. Kasztner besloot samen met enkele andere zionistische leiders het Vrba-Wetzler rapport geheim te houden, kwestie van zijn onderhandelingen met de SS niet in gevaar te brengen.
Het proces werd een afrekening tussen politieke partijen. In feite werd het proces gemaakt van de Arbeiderspartij, overlevenden die hadden gecollaboreerd en slachtoffers die zich als schapen naar de slachtbank hadden begeven. De gedreven debatten over hoe joden zich in getto’s en kampen hadden moeten gedragen, weerspiegelden het zelfbeeld van nogal wat zionisten en zette de bakens uit voor de politieke toekomst van de natie (Segev, 257-265; Greenstein, 175-208).
Eichmannproces
In de nasleep van het proces tegen Adolf Eichmann, de organisator van de verdrijving en deportatie van miljoenen joden, in 1961 in Jeruzalem werden Holocaust en Auschwitz ‘omhelsd als de hoeksteen van Israëls collectieve identiteit’ (Greenstein, 347). Het geruchtmakende Eichmannproces was bedoeld om ‘de historische schuld op te lossen die sinds het Kasztnerproces aan het Mapai leiderschap kleefde’. Het ging niet over de schuld van Eichmann, die stond vast, maar om het hervormen van Israëls nationale eigenheid tot een slachtofferidentiteit. Er werd dan ook niets aan toeval overgelaten. Helden van het antizionistische joods verzet mochten niet getuigen en de jodenuitroeiing werd niet in historisch perspectief geplaatst. Het lot van de vele andere en eerdere slachtoffers van nazi-Duitsland werd verzwegen, anderen genocides en misdaden tegen de menselijkheid kwamen niet ter sprake. ‘Het doel van het proces was minder de geschiedenis begrijpen dan wel die te herschrijven’ (Greenstein, 351).
Het proces moest alle Israëli’s doordringen van de lessen van de Holocaust, de joodse inwijkelingen uit Arabische landen die weinig voeling hadden met zionisme en Israël, en natuurlijk ook Israëlische jongeren die niet langer bezield werden door de pioniersmentaliteit. Die konden hun oren niet geloven toen ze hoorden dat Europese joden als lammeren ter slachtbank waren gegaan. Ze wilden niet langer doorgaan voor weerloze slachtoffers (Rousso, 179; Wormser-Migot, 96). Joden hadden nu een eigen staat en die kon van zich afbijten. De wereld moest eraan herinnerd worden dat ze met de Holocaust een schuld en plicht op zich had geladen: Israël door dik en dun steunen (Dawidowicz, 15; Fackenheim, 211; Rousso, 153; Steiner, 43). En zo geschiedde, de westerse wereld schraagde en schraagt het voort-durend Israëlisch kolonialisme zowel politiek, financieel als militair.
Het Eichmannproces diende als therapie voor de natie, cement voor het nationale geweten en de joodse identiteit. Zes jaar later volgde de Zesdaagse Oorlog, de triomfantelijke overwinning op drie Arabische buurlanden en de bezetting van enkele veroverde gebieden, waaronder de Gazastrook. De joodse euforie kende geen grenzen, het nationalisme zwol verder aan. Sommigen meenden dat god met de Zesdaagse Oorlog een tweede kans had gekregen (Novick, 150).
Dat de zionisten geen prioriteit hadden gegeven aan het redden van zoveel mogelijk Europese joden, dat nogal wat jodenraden het joods verzet hadden ondermijnd – terwijl tijdens het Eichmannproces joods verzet juist werd beklemtoond – verdween voor lange tijd uit geschiedenis- en schoolboeken en uit de Israëlische collectieve herinnering (Greenstein, 346-354).
Uniciteit
De catastrofe die de Europese joden getroffen had werd door verscheidene zionistische leiders gezien als een (onvrijwillige) bijdrage van de diaspora aan de oprichting van een joods thuisland. Extreem nationalistische en ultraorthodoxe joden beweren dat de Shoah een noodzakelijk stadium was in het historisch drama van de joden, een lijden dat voorafgaat aan verlossing, een politiek messianisme (Greenstein, 314-315).
Nogal wat ultraorthodoxe joden geloven dat de Holocaustslachtoffers gestraft werden voor de zonden die ze hadden begaan. Seculiere zionisten beweerden eind 1942, toen het Jewish Agency het nieuws over de jodenmoord verspreidde, iets gelijkaardigs: de uitroeiing van de Europese Joden als straf omdat ze niet naar Eretz Yisraël geëmigreerd waren (in Davar, het blad van de Histadrut, 27 november 1942 – Segev, 98). In 2019 onderwees een rabbijn zijn studenten dat de Holocaust ‘een goddelijke straf was bedoeld om ervoor te zorgen dat het joodse volk de diaspora achter zich zou laten’. De man zei nog dat Hitler volledig gelijk had, ook al behoorde hij tot de verkeerde kant’. (Rabbis say “Hitler was right”, Jerusalem Post 30.4.19, “we believe in racism, there are races in the world” in Greenstein, 356).
Met de toenemende secularisatie en het afnemend belang van religieuze rituelen groeide het Holocaustbewustzijn uit tot een wezenlijk onderdeel van de Israëlische identiteit. Amerikaanse joden, die tot dan niet goed wisten hoe ‘jood’ te definiëren, grepen de unieke slachtofferidentiteit aan (Novick, 198). Die eigenheid werd en wordt stelselmatig aangewakkerd door onderwijs, geschiedschrijving, Holocaustmusea, herdenkingsdagen en -oorden, massale bedevaarten naar Auschwitz. Met de Holocaust als vrijgeleide profileerde Israël zich als slachtoffer van Arabische terreur. De bijna uitroeiing van de joden van Europa verkeerde in joods-Israëlische onderdrukking van Palestijnen. Die kregen steeds minder rechten en almaar meer verboden, omheiningen, muren, wachttorens, beschietingen, burgerslachtoffers.
Mede daarom werd de Holocaust steeds unieker… en sterieler aangezien er geen universele lessen getrokken kunnen worden uit iets dat zich per definitie maar één keer voordoen kan. Volgens sommigen was de judeocide niet zomaar een genocide, maar de bijna succesvolle poging om gods eigen kinderen uit te roeien, een aanslag op god zelf (Novick, 199). Wie de uniciteit betwist, de jodenuitroeiing aan andere genocides toetst, wordt beschuldigd van plundering van het joods moreel kapitaal of veroordeeld als Holocaustontkenner (Segev, 474). Een minderheid zegt af te willen van deze ‘perverse sacralisatie van de Holocaust’ en de ‘bedroevende competitie over wie nu het meest geleden heeft, het lijkt wel of joden fier zijn op de Holocaust’ (Novick, 280).
VOETNOTEN
1. ‘Center for Jewish History’: https://archives.cjh.org/repositories/5/archival_objects/1180467. Tekst van ‘Ein nazi fährt nach Palästina’ met foto’s https://digipres.cjh.org/delivery/DeliveryManagerServlet?dps_pid=IE9813662]
2. https://ia801500.us.archive.org/1/items/Mildenstein-RingsUmDasBrennendeLandAmJordan/LeopoldV.Mildenstein-RingsUmDasBrennendeLandAmJordan.pdf%5D
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
Dawidowicz, Lucy S. – The Holocaust and de historians, Cambridge/London, Harvard UP, 1981
Fackenheim, Emil – ‘The Holocaust and the State of Israel: their relation’, in: Fleischner, Eva (ed) – Auschwitz: Beginning of a new era? Reflections on the Holocaust, New York, KTAB publisinghouse inc., Anti-Defamation League of B’nai B’rith, 1977
Greenstein, Tony – Zionism during the Holocaust. The weaponisation of memory in the service of state and nation, United Kingdom, eigen beheer, 2022
Meier, Axel – ‘Die Artikelserie “Ein Nazi fährt nach Palästina”’, Budeszentrale für politische Bildung, 18.11.2014 https://www.bpb.de/themen/nationalsozialismus-zweiter-weltkrieg/die-wohnung/195248/die-artikelserie-ein-nazi-faehrt-nach-palaestina/ (laatst geraadpleegd op 29 mei 2023)
Novick, Peter – The Holocaust in American Life, Boston/New York, Houghton Mifflin, 1999
Rousso, Henry – Le syndrome de Vichy (1944-198…), Paris, Seuil, 1987
Segev, Tom – The seventh million. The Israelis and the Holocaust, New York, Hill and Wang, 1993
Steiner, George – In de burcht van Blauwbaard, Bussum, Agathon, zonder datum
Van den Berghe, Gie – ‘Om zeep. De verblinding van Philo Bregstein’, in HUMO, 16.8.1995 & De Groene Amsterdammer, 13.9.1995
Van den Berghe, Gie – De uitbuiting van de Holocaust, Antwerpen, Houtekiet, 1990 & Anthos, Amsterdam, 2001
Wormser-Migot, Olga & Vercors – Assez mentir!, Paris, Ramsay, 1979
Yad Vashem’s Shoa Research Centre – Bermuda Conference,https://www.yadvashem.org/odot_pdf/Microsoft%20Word%20-%206001.pdf (laatst geraadpleegd op 20.12.2022)
BRON
SALON VAN SISYPHUS – 3 juni 2023
-
GEEF ME DE FEITEN…
-
ZIONISTEN EN DE SHOAH
-
DE VRIJHEID WORDT DUUR BETAALD…
-
GENOCIDE EN DE SHOAH
-
DE SHOAH UIT AFRIKAANS PERSPECTIEF
Uitgelicht: bron – Ingevoegde Z/W foto’s: bpb – Axel Meier