Oorlogsgeheimen

Filou en Tibaert aan tafel




Gisteren vond op de school waar mijn vrouw vrijwilligerswerk verricht de presentatie van het project “Oorlogsgeheimen” van Jacques Vriens plaats. Het is bestemd als lesmateriaal voor het onderwijs en gebaseerd op zijn gelijknamig boek, dat momenteel verfilmd wordt.

De school bevindt zich op een steenworp afstand van het huis waar vroeger mijn grootmoeder als weduwe met haar kinderen woonde. De straat was tot in de vijftiger verder nog onbebouwd. Een lagere landbouwschool was de eerste nieuwbouw. Deze verleent nu een tijdelijk onderkomen aan de basisschool vanwege een gedeeltelijke renovatie met nieuwbouw van de oude, de school waar mijn vader nog op heeft gezeten. De wereld is klein en het leven hangt van toevalligheden in elkaar. Zo zeker hier voor wat mij betreft.

Een Goudse vaas

Oorlogsgeheimen, dat brengt me op de idee eens wat geheimen over Tibaert en Filou prijs te geven. Hun wieg stond een eeuw geleden in twee kleine plaatsen, eentje in Eijsden onder de rook van Maastricht en de ander in Queenborough in de omgeving van Sheerness en dus niet ver van Londen. Hun vaders groeiden op in een tijd als de onze. Alles leek technisch mogelijk, het vooruitgangsgeloof was groot. Beiden waren in de industrie werkzaam. De een om een fabriek voor sanitair aardewerk van de grond te krijgen, de ander in de chemie, zinkwit en lithopoon. De een, een man van de wereld, sprak vloeiend Frans, Duits en Engels, musicus,  de ander een man van het dorp, nog gebonden aan de natuur, een volgzame katholiek. Hun kleinzoon ben ik.

Maastricht werd mijn bakermat, door toeval, door de Eerste Wereldoorlog. Hoe dat precies in elkaar zat is een ander verhaal, wel leuk te vermelden is dat Gouda door de inbreng van mijn grootvader met een tweetal nieuwe plateelfabriekjes verrijkt werd, maar hij trok naar het Donkere Zuiden, naar Maastricht, alwaar hij geboren was op enkele tientallen meters afstand waar later de wieg van mijn broertje en die van mij zou staan. Opa overleefde de volgende oorlog nog, terwijl hij als kind nog de naweeën had gevoeld in Duitsland en Frankrijk van de oorlog van 1870-71. Dat alles ging voorbij aan mijn andere grootvader, een van drie kinderen uit een doodarm gezin, zonder enig bezit. De enige uitweg om in zijn onderhoud te voorzien was werk op de fabriek onder erbarmelijke omstandigheden tegen laag loon. Het werd uiteindelijk zijn dood.

Het zijn deze ervaringen van mijn grootouders en die van hun kinderen die mijn leven bepaald hebben. Je zou kunnen zeggen, de stad en het land. Als enige in de familie was ik in de gelegenheid een academische opleiding te volgen. Als waar zondagskind had ik hier ook alle geluk van de wereld met uitzonderlijke mentoren, die ware vrienden bleken te zijn. Of ik geslaagd ben in het leven? Naar materiële maatstaven gemeten nauwelijks, naar geluk in het leven des te meer. Mijn ervaring en kennis wil ik graag delen en doorgeven. Niets liever dan dat zelfs. Als kind heb ik het voorrecht genoten zo’n beetje alles te mogen aanpakken wat ik wilde, in huis en op het land. Ik zwierf met vriendjes de hele stad door tot ver daarbuiten. Wie kent nog een dergelijke jeugd? Een vrije, onbekommerde, waarin bijna alles kon en mocht? Waarin je leerde te leven, een basis die de meeste kinderen nu moeten ontberen, geprogrammeerd als ze zijn, zonder de benodigde ruimte, die hen ontnomen is.

Oorlogsgeheimen heeft mijn familie vele. Niet geheim in de zin van schaamte, om iets te verbergen, maar omdat je er niet over wilt of kunt spreken. Onderduik, deportatie, slachtoffers en doden. Niets is mijn familie bespaard gebleven. Zonder die oorlog was ik opgegroeid met een broertje, nu als enig kind. Toch heb ik er nooit onder geleden. Pas bij het overlijden van mijn moeder realiseerde ik me dat alle draden met het verleden definitief voor mij doorgeknipt waren. De enige van haar generatie die nog in leven is een jongere schoonzus van haar, Jeanne, die bijna haar hele leven heeft doorgebracht in Gronsveld. Tot voor enkele jaren deed ze nog vrijwilligerswerk voor bejaarden. Een van die ontzettend vele gewone, lieve mensen. Altijd opgewekt, nooit klagen. En nu is dus mijn vrouw uitgerekend teruggekeerd op de plek waar ik de verhalen hoorde over de bevrijding door de Amerikanen. Beneden de Duitsers, boven op de heuvel de Amerikanen. Mijn familie lag midden in de vuurlinie.

Op die plek dus kwam gisteren Jacques Vriens, al jaren woonachtig in Gronsveld, op bezoek. Op de speelplaats Amerikaanse jeeps en legertenten. Zijn boek handelt o.a. over kindervriendschappen die verscheurd worden door ideologie. Voor de oorlog en in de oorlog, de fascistische. Daarna?

De Amerikanen hadden ons bevrijd, heette het. Marshallhulp volgde. Hulp, dat weten we nu, die uiteindelijk uit onze eigen portemonnee kwam. Die Amerikanen hadden slechts een doel voor ogen, kun je achteraf stellen, eigenbelang, het kapitalistische eigenbelang. En een nieuwe vijand, zo ook na 1989.

Hoe breng je dat aan kinderen over zonder ze te indoctrineren? Met drastische middelen, die kort bij hun staan, in het heden? Laten zien dat steeds mensen, vrouwen en kinderen op de eerste plaats, de dupe zijn van machtsspelletjes, met of zonder raddraaiers als Hitler en Wilders?

Een voorbeeld, enkele weken geleden uitgezonden op Arte:

“DIE KINDER VON DER FRONT”




Uitgelichte foto: Filou en Tibaert

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.